Les 69 afkortingen

Waar staat n.v.t. voor?
1 / 16
volgende
Slide 1: Woordweb

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Waar staat n.v.t. voor?

Slide 1 - Woordweb

Het programma 
het lesdoel
uitleg les 69 afkortingen 
oefenen in LessonUp 
zelfstandig werken 
nakijken 
terugkoppeling lesdoel 

Slide 2 - Tekstslide

Het lesdoel 
Aan het einde van de les kan ik de 4 hoofdregels opnoemen om afkortingen op te schrijven. 

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Hoe schrijf je de afkorting van enzovoort?
A
enz
B
ENZ
C
enz.

Slide 9 - Quizvraag

Hoe schrijf je 'met betrekking tot'?
A
mbt
B
m.b.t.
C
MBT
D
M.B.T.

Slide 10 - Quizvraag

Hoe schrijf je de afkorting van televisie?
A
tv
B
TV
C
t.v.

Slide 11 - Quizvraag

Welke afkorting is goed geschreven?
A
btw
B
b.t.w.
C
BTW

Slide 12 - Quizvraag

Hoe schrijf je de afkorting van 'in verband met'?
A
i.v.m.
B
ivm
C
IVM

Slide 13 - Quizvraag

Instructie 
- Je gaat zelfstandig 10 minuten werken. 
- Als je een vraag hebt, steek je vinger op. 
- Laatste 10 minuten gaan we klassikaal nakijken. 
- Als je eerder klaar bent, werk aan NUMO. 
- Je maakt les 69 opdracht: 1, 2 en 10 

Slide 14 - Tekstslide

Nakijken opdracht 1, 2 en 10 

Slide 15 - Tekstslide

Het lesdoel 
alsof Aan het einde van de les kan ik de 4 hoofdregels opnoemen om afkortingen op te schrijven. 

1. kleine letters schrijven, behalve namen. 
2. geen punten gebruiken als je ze letter voor letter uitspreekt.
3. Wel punten gebruiken als je afkortingen uitspreekt alsof het hele woord er staat. 
4. Schrijf een streepje tussen de afkorting en het woord als het een samenstelling is. 

Slide 16 - Tekstslide