Toets Eerste Wereldoorlog

    Geschiedenis 



Oefentoets
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

    Geschiedenis 



Oefentoets

Slide 1 - Tekstslide

De Eerste Wereldoorlog duurde van...
A
1914 - 1917
B
1914 - 1918
C
1939 - 1945
D
1940 - 1945

Slide 2 - Quizvraag

Een totale oorlog is een oorlog:
A
Waarbij veel landen zijn betrokken.
B
Waarin het hele volk wordt ingeschakeld.
C
Waarin zowel te land als ter zee wordt gevochten.
D
Waarin veel soldaten sneuvelen.

Slide 3 - Quizvraag

1. Sleep de begrippen naar de juiste plek.
2. Zet het         bij de aanleiding van de oorlog.

begin oorlog
Militarisme
Bondgenoten
Nationalisme
Moordaanslag
Modern imperialisme

Slide 4 - Sleepvraag

Hoe kon de moord op Franz-Ferdinand leiden tot het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog?
A
De moordenaar was door Rusland gestuurd. Daarom verklaarde Oostenrijk-Hongarije de oorlog aan Rusland; de overige grote landen kozen toen partij voor hun bondgenoten.
B
Frankrijk voelde zich door de moord bedreigd door Duitsland en Oostenrijk-Hongarije en verklaarde snel aan Duitsland de oorlog, waarna de andere landen zich aansloten.
C
De moordenaar kwam uit Servië, daarom verklaarde Oostenrijk-Hongarije aan dit land de oorlog. Duitsland steunde Oostenrijk-Hongarije. Vervolgens verklaarde iedereen elkaar de oorlog
D
De kogel was eigenlijk bedoeld voor de Duitse keizer Wilhelm II. Uit wraak verklaarde Duitsland toen de oorlog aan Rusland en aan Frankrijk.

Slide 5 - Quizvraag

Bestudeer de bron.

Bij welk begrip past de bron het beste?
A
Defensie.
B
Geallieerden.
C
militarisme.
D
Mobilisatie.

Slide 6 - Quizvraag

A De Eerste Wereldoorlog brak uit.
B De geallieerden beperkten de handel tussen Nederland en Duitsland.
C Er ontstond in Nederland een zwarte markt voor voedsel.
D Er was in Nederland groot tekort aan voedsel en brandstof.
E Het Nederlandse leger werd gemobiliseerd.

1 Feit A was een oorzaak / gevolg van feit E.
2 Feit C was een oorzaak / gevolg van feit B.
3 Feit D was een oorzaak / gevolg van feit C.
A
1. oorzaak, 2. gevolg, 3. oorzaak
B
1. oorzaak, 2. gevolg, 3. gevolg
C
1. oorzaak, 2. oorzaak, 3. oorzaak
D
1. gevolg, 2. oorzaak, 3. oorzaak

Slide 7 - Quizvraag


Gebruik de bron:

De brief is geschreven naar aanleiding van een moord Welke persoon werd vermoord?

Slide 8 - Open vraag

Met een front wordt bedoeld:
A
De plaats waar gevochten wordt.
B
De wapenfabrieken
C
De plaats waar een oorlog gepland wordt.
D
De voorkant van een leger.

Slide 9 - Quizvraag

De tank werd tijdens de Eerste Wereldoorlog voor het eerst als wapen ingezet. Voor welke wapens geldt hetzelfde?
A
De atoombom, de auto, de duikboot
B
Het vliegtuig, de auto, de duikboot
C
Het gifgas, het vliegtuig, de duikboot
D
De atoombom, het gifgas, de duikboot

Slide 10 - Quizvraag

Er worden vier begrippen uitgelegd. Drie begrippen zijn fout. Welk begrip wordt goed uitgelegd?
A
Een totale oorlog is een oorlog waarbij niet alleen het leger, maar de hele samenleving betrokken is.
B
Modern imperialisme is het terug geven van gebieden in andere werelddelen om militaire redenen, en omdat het aanzien en macht oplevert.
C
Nationalisme is trots zijn op je eigen leger.
D
Een wapenwedloop is een 'wedstrijd' tussen landen wie het eerst zijn wapens aan het front kan hebben.

Slide 11 - Quizvraag

Bekijk de bron. Wie heeft een pistool in zijn handen?
A
Frans Ferdinand.
B
Gravilo Princip.
C
Lenin.
D
Adolf Hitler.

Slide 12 - Quizvraag

Welk woord wordt bedoeld?
trots op je eigen land – vlag – volkslied

Slide 13 - Open vraag

In 1914 kwamen veel Europese landen met elkaar in oorlog. Wat is daarvan geen oorzaak
A
Nationalisme
B
Opkomst van Hitler
C
Militarisme
D
Bondgenootschappen

Slide 14 - Quizvraag


➤Geef een reden voor het naar verhouding kleine aantal Amerikaanse slachtoffers tijdens de Eerste Wereldoorlog.
Gebruik de bron 

Slide 15 - Open vraag

De geallieerden
De centralen
Oostenrijk-Hongarije

Slide 16 - Sleepvraag

Welke beweringen in de bron zijn juist?
A
1, 2 en 5
B
3 en 4.
C
4 en 5
D
2 en 3

Slide 17 - Quizvraag

Op welke kaart zijn met een donkere kleur drie landen van de Centralen
aangegeven?
A
Kaart 1
B
Kaart 2
C
Kaart 3
D
Kaart 4

Slide 18 - Quizvraag

"Je kreeg geen lucht, het was niet zoals een bom uit een groot kanon. Je kreeg geen lucht, het werd benauwd, al het huid wat in aanraking kwam met de lucht uit de bom werd rood en ging jeuken."

Wat voor aanval beschrijft deze Britse soldaat?

Slide 19 - Open vraag

Lees de bron en de vier zinnen over Nederland in de Eerste Wereldoorlog.

Welke zin past het beste bij de bron?

A
De geallieerden beperkten de handel van Nederland met Duitsland.
B
De Rotterdamse haven was belangrijk voor de goederenaanvoer van Duitsland.
C
Door de schaarste in Nederland gingen levensmiddelen op de bon.
D
Nederland voerde een neutraliteitspolitiek in de Eerste Wereldoorlog.

Slide 20 - Quizvraag

Deze opdracht gaat over een foto uit de Eerste Wereldoorlog.

Welke bewering over de foto is juist?
A
De foto is een bruikbare visuele bron voor het nationalisme in het begin van de 20e eeuw.
B
De foto is een niet bruikbare visuele bron voor de wapenwedloop in het begin van de 20e eeuw.
C
De foto is een bruikbare visuele bron voor het nationalisme in het begin van de 20e eeuw.
D
De foto is een bruikbare visuele bron voor de wapenwedloop in het begin van de 20e eeuw.

Slide 21 - Quizvraag

Noteer de cijfer 1 t/m 5 in de juiste tijdsvolgorde.


1 De Fransen en Engelsen beginnen de slag om de Somme..
2 De Grote Oorlog begint.
3 De Grote Oorlog eindigt.
4 Het Verdrag van Versailles wordt getekend.
5 In Sarajevo wordt Frans Ferdinand vermoord.
A
5, 2, 1, 3, 4
B
5, 2, 4, 1, 3
C
5, 4, 1, 2, 3
D
5, 3, 2, 1, 4

Slide 22 - Quizvraag



In de Vrede van Versailles werd Duitsland volgens veel Duitsers te zwaar
gestraft. Duitsland moest bijvoorbeeld grote herstelbetalingen doen aan
Frankrijk. Noem, naast de herstelbetalingen, nog twee maatregelen uit de Vrede
van Versailles die veel Duitsers als een te zware straf hebben ervaren.

Slide 23 - Open vraag

Geallieerden
Centralen
Engeland
Frankrijk
Duitsland
Oostenrijk-Hongarije
Rusland
Ottomaanse rijk

Slide 24 - Sleepvraag

Benoem twee oorzaken voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog.

Slide 25 - Open vraag

Wat zie je op de afbeelding?
(bommenfabriek)
A
Gevolg van de Eerste Wereldoorlog
B
Aanleiding van de Eerste Wereldoorlog
C
Oorzaak van de Eerste Wereldoorlog

Slide 26 - Quizvraag

Nederland was neutraal in de Eerste Wereldoorlog. Toch merkte Nederland veel van de oorlog. Hoe?

Slide 27 - Open vraag

Na de Eerste Wereldoorlog kreeg Duitsland de schuld. Dit is een beetje krom. Leg uit waarom, vooral als je denkt aan het begin van de oorlog.

Slide 28 - Open vraag

In het westen had het Duitse voorjaarsoffensief in 1918 kans van slagen, met name door nieuwe tactieken en inzet van vliegtuigen. De Duitse soldaten waren echter uitgeput. De deelname van de ............ aan de zijde van de Geallieerden deed de balans in de oorlog uiteindelijk doorslaan.

Slide 29 - Open vraag

Het begrip LOOPGRAVEN hoort bij...
A
Eerste Wereldoorlog
B
Tweede Wereldoorlog

Slide 30 - Quizvraag

Leg het begrip Wapenwedloop uit

Slide 31 - Open vraag