5V_11.5 Opname van voedingsstoffen

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 11.5 Opname van voedingsstoffen
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 11.5 Opname van voedingsstoffen

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
zo groot als twee tennisvelden (150-200 m2)

Slide 3 - Tekstslide

Resorptie
De opname van stoffen uit de darminhoud door de darmcellen heet resorptie.
Voor resorptie moeten stoffen het celmembraan van de cel passeren. Van de darminhoud naar de darmcel en aan de andere kant van de darmcel naar de weefselvloeistof.
Bloedvaten en lymfevaten nemen de stoffen op uit de weefselvloeistof.

Slide 4 - Tekstslide

Resorptie 
Stoffen moeten door de darmcel heen om bij een bloedvat te kunnen komen.

Slide 5 - Tekstslide

Tight Junctions
Darmcellen aan elkaar mbv tight junctions (een soort nietjes).

Bescherming intern milieu.

Slide 6 - Tekstslide

Resorptie 
Verteringsproducten kunnen op verschillende manieren het celmembraan van de darmwandcel passeren. Dit is vrijwel altijd met een transporteiwit
Passief/Actief
Uniport/Symport/Antiport

Slide 7 - Tekstslide

Passief/actief transport

Slide 8 - Tekstslide

Transport via eiwitten

Slide 9 - Tekstslide

Resorptie 
Symport (passief)
glucose/ aminozuren + Na+ door 
een transporteiwit.

Concentratie-gradiënt (concentratie-
verschil) voor Na+ nodig!

Slide 10 - Tekstslide

Resorptie 
Aan de andere kant gaan glucose/ aminozuren door een ander transporteiwit (uniport-passief).




Slide 11 - Tekstslide

Resorptie 
Om de concentratie Na+ in de darmcellen laag te houden liggen er aan deze kant ook Na+/K+ pompen.
Die pompen 2 K+ naar binnen en 3 Na+ naar buiten. 
Antiport-actief.



Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Resorptie
Er zijn ook transporteiwitten die vitamines opnemen.

Water gaat de darmcellen in als gevolg van osmose.
Water wordt ook weer afgegeven aan de weefselvloeistof en daarna aan het bloed.


Slide 14 - Tekstslide

Resorptie Vetten
Door de eigenschappen van vetten gaat de resorptie van vetten anders dan voor wateroplosbare stoffen.

Slide 15 - Tekstslide

0

Slide 16 - Video

In de darmcel 

1. worden weer vetten gemaakt uit glycerol en vetzuren
2. worden vetdruppels verpakt (chylomicronen)
3. verlaten chylomicronen de cel dmv exocytose
4. komen in het lymfevat!!!!
niet in het bloedvat
resorptie van vetten

Slide 17 - Tekstslide

Transport vetachtige stoffen
De chylomicronen gaan via de lymfevaten bij de sleutelbeenader de bloedsomloop in.
Uiteindelijk bereiken alle opgenomen vetachtige stoffen de lever.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

De lever
De lever maakt verschillende soorten blaasjes (vergelijkbaar met de chylomicronen) om vetachtige stoffen naar andere lichaamsdelen te sturen: LDL en HDL.
LDL blaasjes zorgen voor een verhoging van het cholesterolgehalte in het bloed, HDL juist voor een verlaging.




Slide 21 - Tekstslide

De lever 
Gezonde voeding zorgt voor veel HDL blaasjes.

Waarom is cholesterol in je bloed slecht?
Het veroorzaakt atherosclerose/slagaderverkalking.



Slide 22 - Tekstslide

Atherosclerose (slagaderverkalking)
In beschadigingen in de bloedvatwand hoopt zich cholesterol op en het 'verkalkt': de bloedvaten worden stijver en de doorstroomopening wordt kleiner.

Slide 23 - Tekstslide

Embolie/ infarct
De slagaderwand scheurt als gevolg van de verdikking en er ontstaat een stolsel. Dit kan het bloedvat helemaal afsluiten.

Het stolsel kan losraken en elders een bloedvat afsluiten (vaak een haarvat): embolie.
Een embolie kan een infarct veroorzaken (afsterven van weefsel).

Slide 24 - Tekstslide

Op welke van de aangegeven plekken in de darmvlok is het zuurstofgehalte het hoogst?

Slide 25 - Open vraag

Op welke van de aangegeven plekken in de darmvlok is het vetgehalte het hoogst?

Slide 26 - Open vraag

Bij mensen met coeliakie sterven door de ontstekingen van het darmslijmvlies darmepitheelcellen af en verdwijnen de darmvlokken. Deze mensen vermageren sterk. Verklaar dit.

Slide 27 - Open vraag

De tight junctions binden darmepitheelcellen strak aan elkaar. Daardoor kunnen transporteiwitten die zich in het celmembraan aan de darmlumenkant bevinden, niet zomaar aan de andere kant terechtkomen, en omgekeerd. Leg het belang hiervan uit voor het glucosetransport.

Slide 28 - Open vraag

Enige tijd na een maaltijd is de concentratie aminozuren in de darm veel hoger dan die in de darmepitheelcellen. Licht aan de hand van de bouw van het darmepitheel toe dat de opname van aminozuren niet gewoon via diffusie kan verlopen.

Slide 29 - Open vraag

Hoe komen aminozuren vanuit de darm in de darmepitheelcellen?

Slide 30 - Open vraag

In welke vorm nemen je darmepitheelcellen vetzuren uit het lumen van de darm op?

Slide 31 - Open vraag