2.4 Het Lötschental

Welkom! 
Welkom
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom! 
Welkom

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik

Slide 2 - Tekstslide

Hoofdvraag HS2
Welke grote natuurlandschappen zijn er op aarde en hoe verklaar je hun ligging? 
§2.1: Tropische regenwouden
§2.2: Droge gebieden 
§2.3: Toendra's en ijsvlakten 
§2.4: Berggebieden

Slide 3 - Tekstslide

Sleep de onderdelen naar de juiste plek in de afbeelding.
Droog
Verdamping
Nat
Stijgingsregen
Droge lucht

Slide 4 - Sleepvraag

Waar liggen de tropen ook alweer?
tussen...
A
10°N.B. en 10°Z.B.
B
13,5°N.B. en 13,5°Z.B.
C
17°N.B. en 17°Z.B.
D
23,5°N.B. en 23,5°Z.B.

Slide 5 - Quizvraag

Waarom is het koud op de noordpool?
A
De zonnestralen vallen schuin in en verwarmen een groot oppervlak
B
De zonnestralen vallen loodrecht, verwarmen een klein oppervlak
C
De zonnestralen leggen een lange weg af naar de polen
D
Ze zonnestralen leggen een korte weg af naar de polen

Slide 6 - Quizvraag

De boomgrens is...
A
10 graden in de zomer
B
10 graden in de winter
C
0 graden in de zomer
D
0 graden in de winter

Slide 7 - Quizvraag


In de taiga groeien grassen, mossen en lage struikjes.
A
goed
B
fout

Slide 8 - Quizvraag


In de taiga is het in de winter kouder dan gemiddeld -3 °C.
A
goed
B
fout

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de toendra?
A
Naaldbos in poolstreek
B
Loofbos in poolstreek
C
Boomloos gebied in poolstreek
D
Taiga in poolstreek

Slide 10 - Quizvraag

Rond welke breedtegraden ligt het Noordpoolgebied?
A
Rond de 0 graden
B
Tussen de 35 en 40 graden NB
C
Tussen de 75 en 90 graden NB
D
Rond de 50 graden NB

Slide 11 - Quizvraag

De toendra ligt op
A
Hoge breedte
B
Lage breedte

Slide 12 - Quizvraag

Het is bijna nooit boven de 10°C op Groenland omdat:
A
Er geen bomen groeien
B
De invalshoek van de zon heel schuin is
C
De zon loodrecht staat boven Groenland
D
De Inuit het graag koud hebben

Slide 13 - Quizvraag

De bevolking op Groenland woont verspreid over het hele eiland.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quizvraag

In de zomer is de bodem drassig door:
A
De toendra
B
De taiga
C
De boomgrens
D
De permafrost

Slide 15 - Quizvraag


Permafrost is blijvend bevroren ondergrond.
A
goed
B
fout

Slide 16 - Quizvraag

2.4 Het Lötschental
Gletsjer
Gletsjer = Een enorme ijsmassa die langzaam naar het dal schuift.

Zomer
Winter

Slide 17 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen wat een hooggebergte is
  • Je kunt uitleggen welke hoogtegordels er zijn in de bergen en je kunt ze herkennen. 
  • Je kunt uitleggen wat het verband is tussen bevolkingsdichtheid, inrichting van het landschap en reliëf. 
  • Je kunt uitleggen wat het verband is tussen toerisme en bereikbaarheid in de bergen. 

Slide 18 - Tekstslide

Basisboeknummers
B51: hoogtegordels
B52: Hoogteligging en temperatuur

Vaardigheden
B3: Aardrijkskunde: verschijnselen
B13: Wisselen van schaalniveau
B15: verbanden leggen 

Slide 19 - Tekstslide

Vergelijk de twee kaarten. Wat valt je op?
Je mag het antwoord zo geven. Eerst goed kijken.

Slide 20 - Tekstslide

Vergelijk de twee kaarten. Wat valt je op?

Slide 21 - Woordweb

Bevolkingsdichtheid en reliëf

Slide 22 - Tekstslide

Reliëf: hoogteverschil in het landschap
4 vormen van reliëf van hoog naar laag:

1- hooggebergte > 1500m
2- middelgebergte 500-1500m
3- heuvelland 200-500m
4- laagland < 200m

Slide 23 - Tekstslide

Lage bevolkingsdichtheid 
Hoog in de bergen               meer natuurlandschap
In de dalen              ingericht landschap

Slide 24 - Tekstslide

Hoogtegordels
Hoogtegordel = Plantengroeizone op een berg

Slide 25 - Tekstslide

Poolgebied
Hooggebergte

Slide 26 - Tekstslide

Poolgebied
(toendra)
Hooggebergte
(alpenweide)

Slide 27 - Tekstslide

Wat doen toeristen die naar de Alpen op vakantie gaan?

Slide 28 - Woordweb

Lötschental vroeger & nu 
Vroeger              in de zomer het vee op de alpenweiden

Nu              mensen zijn vaak geen boer meer, of parttime boer en werken ook in de toeristische sector. Ze werken nu ook vaker buiten het dal door de betere bereikbaarheid (infrastructuur). 

Tegenwoordig 2 seizoenen voor toeristen zowel de winter als de zomer dus dubbelseizoen.

Slide 29 - Tekstslide

Hoogteligging 
Regel
Hoe hoger hoe kouder
Als je 1000 meter stijgt wordt het 6 graden Celsius kouder.

Uitleg
Pas wanneer zonnestralen op het aardoppervlak vallen geven ze hun warmte af. Het aardoppervlak wordt daardoor warm en geeft nu zelf warmte af. De dampkring wordt op die manier van onderaf verwarmd.
Hoogteligging en temperatuur

Slide 30 - Tekstslide

Schrijf de vraag en het antwoord in je schrift.
  1. Waarom groeit de bevolking?
  2. Hoe verschilt de groei van de bevolking per land?
  3. Waarom wonen op sommige plekken veel mensen?
  4. Waarom wonen op sommige plekken weinig mensen?
Hoogteligging en temperatuur
Pas wanneer zonnestralen op het aardoppervlak vallen geven ze hun warmte af.  
Het aardoppervlak wordt daardoor warm en geeft nu zelf warmte af.  
De dampkring wordt op die manier van onderaf verwarmd. 
Regel 
Hoe hoger, hoe kouder 
Als je 1000 m stijgt wordt het 6°C kouder.

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen wat een hooggebergte is
  • Je kunt uitleggen welke hoogtegordels er zijn in de bergen en je kunt ze herkennen. 
  • Je kunt uitleggen wat het verband is tussen bevolkingsdichtheid, inrichting van het landschap en reliëf. 
  • Je kunt uitleggen wat het verband is tussen toerisme en bereikbaarheid in de bergen. 

Slide 33 - Tekstslide

B-nummers
B51: hoogtegordels
B52: Hoogteligging en temperatuur

Vaardigheden: 
B3: Aardrijkskunde: verschijnselen
B13: Wisselen van schaalniveau
B15: verbanden leggen 

Slide 34 - Tekstslide

Zet de hoogtegordels op de juiste plaats in de tekening.
loofboomgordel
naaldboomgordel
alpenweiden
rotsgordel
eeuwige sneeuw

Slide 35 - Sleepvraag

Welke hoogtegordel zie je op de voorgrond?
A
Loofboomgordel
B
Rotsgordel
C
Naaldboomgordel
D
Alpenweide

Slide 36 - Quizvraag

Het toerisme in het Lötschental kent een dubbelseizoen. Welk schaalniveau past het beste bij deze uitspraak?
A
Lokaal
B
Regionaal
C
Nationaal
D
Internationaal

Slide 37 - Quizvraag


Hoe goed heb je de les begrepen?
A
B
C
D

Slide 38 - Quizvraag

Aan de slag 
Anders actief: bladzijde 35 

Slide 39 - Tekstslide