Oefentoets Hfd 5

Regels:
  • Je zit volgens de plattegrond.
  • Ik zie geen telefoons, zie ik hem wel dan lever je deze in of je verlaat het lokaal.
  • Heb je een vraag, dan steek je je vinger op.
  • Spullen op orde en mee. Dit betekent boek, rekenmachine, schrift en pen.
timer
5:00
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nask / TechniekMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Regels:
  • Je zit volgens de plattegrond.
  • Ik zie geen telefoons, zie ik hem wel dan lever je deze in of je verlaat het lokaal.
  • Heb je een vraag, dan steek je je vinger op.
  • Spullen op orde en mee. Dit betekent boek, rekenmachine, schrift en pen.
timer
5:00

Slide 1 - Tekstslide

Oefentoets Hfd 5

Slide 2 - Tekstslide

Om een beweging vast te leggen, kun je een video-opname maken.
Noem drie voorwaarden waaraan een video-opname moet voldoen om goed te kunnen worden geanalyseerd.

Slide 3 - Open vraag

Een skater springt van een schans. De tijd tussen twee opeenvolgende beelden is 0,15 s.

Hoeveel tijd zit er tussen de eerste en de laatste opname?

Slide 4 - Open vraag

Je ziet de beweging van een bal. De bal rolt van rechts naar links.
Sleep de getallen naar de juiste plek in de plaats-tijdtabel.
0,0
80
21
3
1,0
0
2,5
36
3,0
57
0,5
1,5
2,0
10

Slide 5 - Sleepvraag

Je ziet het plaats-tijddiagram van een auto die een helling afrolt. De auto rolt van stilstand naar beneden.

Bepaal na hoeveel tijd de auto zich op 72 cm bevindt en vul deze tijd in.

Slide 6 - Open vraag

Igor heeft een plaats-tijd tabel gemaakt van de beweging van een karretje.

Maak van deze tabel een plaats,tijd-diagram.

Slide 7 - Open vraag

Klaas-Jan neemt een strafschop. De bal legt de 11 m af in 0,25 s.

Bereken de gemiddelde snelheid van de bal.

Slide 8 - Open vraag

Je ziet het (v,t)-diagram van een auto die optrekt om in te halen.

Bepaal en bereken de afstand die de auto aflegt gedurende deze volledige inhaalactie. Rond af op een geheel getal.

Slide 9 - Open vraag

Patrick rijdt op zijn brommer in 22 minuten van huis naar school. Zijn gemiddelde snelheid is 36 km/h.

Bereken hoever Patrick van school woont. Kies het juiste antwoord.
A
1,6 km
B
7,9 km
C
13,2 km
D
98 km

Slide 10 - Quizvraag

Bij snelheidscontroles wordt vaak gebruikgemaakt van een trajectmeting. Hierbij wordt met behulp van camera's over een bepaalde afstand aan het begin en het einde van het traject het passerende verkeer geregistreerd. Een computer berekent voor elke auto de gemiddelde snelheid. Als die snelheid hoger is dan de toegestane snelheid, krijgt de hardrijder automatisch een bekeuring thuisgestuurd.
Een auto doet 3 minuten over een dergelijk traject. De gemiddelde snelheid van de auto over dit traject is 123 km/h.
Bereken de lengte van dit traject. Geef je antwoord in 2 decimalen.

Slide 11 - Open vraag

Je ziet het (v,t)-diagram van een auto die optrekt om in te halen.

Bepaal en bereken de afstand die de auto aflegt van tijdstip 1,0 s tot tijdstip 2,5 s. Rond af op één decimaal.

Slide 12 - Open vraag

Sanne rijdt op haar fiets van Assen naar Utrecht. In de figuur zie je het plaats-tijddiagram van haar beweging.

Bereken de gemiddelde snelheid van Sanne over de hele fietstocht (in km/h). Vul in. Rond af op een geheel getal.

Slide 13 - Open vraag

Je ziet het (v,t)-diagram van een auto die optrekt om in te halen.

Bepaal welke snelheid de auto heeft na 4,0 s en vul deze snelheid in.

Slide 14 - Open vraag

Een groep leerlingen heeft de beweging van een fiets vastgelegd. Ze hebben daarvoor een baan uitgezet van 50 m. Daarna zijn ze met een stopwatch langs de baan gaan staan, met tussenruimtes van 10 m. De stopwatches werden tegelijk gestart, toen de fietser de startlijn passeerde. Elke keer dat de fietser een leerling passeerde, drukte die zijn stopwatch in.
In de tabel zie je de verzamelde meetgegevens.

Om wat voor soort beweging gaat het?
A
Dat kun je op grond van deze gegevens niet zeggen.
B
om een eenparige beweging
C
om een versnelde beweging
D
om een vertraagde beweging

Slide 15 - Quizvraag

Aan de bovenzijde van een roltrap kun je staan. Aan de onderzijde rollen de treden met eenzelfde tempo weer terug. De totale lengte van een roltrap is 45 m. In 35 s draait deze roltrap helemaal rond.

Bereken de snelheid van de roltrap. Rond af op één decimaal.

Slide 16 - Open vraag

De aarde draait in een dag tijd rond haar as. De straal van de aarde op de evenaar is 6371 km.

Bereken de snelheid van de aarde op de evenaar in km/h. Rond af op een geheel getal.

Slide 17 - Open vraag

Je ziet drie (x,t)-diagrammen van drie verschillende bewegingen.
Zet de beweging onder het diagram dat het beste bij de beweging past.
Versnelde beweging
vertraagde beweging
eenparige beweging

Slide 18 - Sleepvraag

Je ziet een diagram waarin een beweging is weergegeven.

Welke bewering over de beweging in het diagram is juist?
A
Dit is een plaats-tijddiagram. De afstand wordt constant groter. Dit is dus een versnelde beweging.
B
Dit is een plaats-tijddiagram. De afstand wordt constant groter. Dit is dus een eenparige beweging.
C
Dit is een snelheid-tijddiagram. De afstand wordt constant groter. Dit is een versnelde beweging.
D
Dit is een snelheid-tijddiagram. De afstand wordt constant groter. Dit is een eenparige beweging.

Slide 19 - Quizvraag

Janneke en haar broer Tom wonen op 800 m van school. Op een ochtend vertrekken ze tegelijk van huis: Tom gaat te voet en loopt steeds met een snelheid van 2,0 m/s. Janneke gaat op de fiets en fietst steeds met 8,0 m/s. Na 45 s loopt de ketting van de fiets vast: het repareren duurt 4 minuten. Daarna rijdt ze weer met 8,0 m/s verder.

Op welk tijdstip haalt Tom Janneke in?
A
45 s
B
180 s
C
285 s
D
320 s

Slide 20 - Quizvraag