VLSM: Het opdelen van IP-adressen

VLSM: Het opdelen van IP-adressen

Leerdoel

Aan het eind van deze les weet je wat VLSM is en hoe je het kunt gebruiken om IP-adressen efficiënter te gebruiken.

Introduceer het doel van de les aan de studenten.

Wat weet je al over VLSM?

Wat is VLSM?

VLSM staat voor Variable Length Subnet Mask. Het is een methode om IP-adressen op te delen in kleinere subnetten.

Leg kort uit wat VLSM is en waarom het belangrijk is.

Waarom VLSM gebruiken?

Met VLSM kun je IP-adressen efficiënter gebruiken en voorkomen dat je onnodige IP-adressen verspilt.

Beschrijf de voordelen van het gebruik van VLSM.

Hoe werkt VLSM?

VLSM werkt door IP-adressen op te delen in kleinere subnetten met verschillende subnetmaskers, afhankelijk van de grootte van het subnet dat je nodig hebt.

Leg uit hoe VLSM werkt en hoe subnetten worden gemaakt.

Voorbeeld

Stel dat je 192.168.1.0/24 hebt en je wilt drie subnetten maken voor verschillende afdelingen, dan kun je VLSM gebruiken om dit te doen. Bijvoorbeeld, subnet 1: 192.168.1.0/26, subnet 2: 192.168.1.64/27, subnet 3: 192.168.1.96/28.

Geef een voorbeeld van hoe VLSM kan worden gebruikt om IP-adressen efficiënter te gebruiken.

Hoe subnetten berekenen?

Om subnetten te berekenen met VLSM moet je eerst bepalen hoeveel hosts je nodig hebt voor elk subnet. Dan kun je het subnetmasker bepalen op basis van het aantal hosts.

Leg uit hoe subnetten worden berekend met VLSM.

Oefening

Bereken subnetten voor een netwerk met het IP-adres 192.168.0.0/24 en de volgende subnetvereisten: subnet 1: 60 hosts, subnet 2: 12 hosts, subnet 3: 6 hosts.

Geef de studenten de tijd om zelfstandig te werken en help waar nodig.

VLSM vs. FLSM

FLSM staat voor Fixed Length Subnet Mask en is de traditionele manier om IP-adressen op te delen. Het gebruikt vaste subnetmaskers voor elke subnetgrootte.

Vergelijk VLSM met de traditionele methode van het opdelen van IP-adressen met FLSM.

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.