Lezen blok 1 en blok 2

LEZEN BLOK 1 en BLOK 2


Voorbereiden voor de toetsweek
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

LEZEN BLOK 1 en BLOK 2


Voorbereiden voor de toetsweek

Slide 1 - Tekstslide

Regels
1)  Ik heb mijn spullen in orde voor de les.
2)  Ik reageer niet op anderen.
3) Ik steek mijn vinger op en wacht op mijn beurt.
4) Ik luister naar de docent en praat niet door de les heen.
5) Ik ga niet in discussie met de docent.





Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  1. Uitleg theorie klassikaal(10 min)
  2. Samen een opdracht maken (10 min)
  3. Dictee (10 min)
  4. Afsluiting klassikaal (5 min)

Slide 3 - Tekstslide

Tekstsoorten en tekstdoelen
Tekstsoort
Tekstdoel
informerende tekst
informeren: de lezer iets nieuws vertellen
amuserende tekst
amuseren: de lezer vermaken of plezier geven
aansporende tekst
overhalen: de lezer overhalen iets te doen
uitleggende tekst
uitleg geven: de lezer iets uitleggen/leren
overtuigende tekst
overtuigen: een mening geven en uitleggen waarom die mening waar is

Slide 4 - Tekstslide

Voorbeelden van tekstvormen
Tekstsoort
Tekstvormen
informerende tekst
verslag, zakelijke brief, notulen, werkstuk, informatieve tekst in krant of tijdschrift
amuserende tekst
gedicht, verhaal, songtekst, jongerenroman
aansporende tekst
reclametekst, advertentie, recensie, folder,  klachtenbrief, sollicitatiebrief
uitleggende tekst
schoolboek, handleiding, instructie, brochure, recept, zakelijke brief
overtuigende tekst
ingezonden brief, recensie, commentaar in krant of tijdschrift, column of weblog

Slide 5 - Tekstslide

Leesmanieren: verkennend-grondig-zoekend

Verkennend lezen is de tekst 'verkennen'
Grondig lezen is de tekst 'begrijpen'
Zoekend lezen is alleen 'het antwoord op je vraag vinden'


Slide 6 - Tekstslide

Verkennend lezen
  • Voor je een tekst leest, scan je de tekst. Je leest meestal de eerste en de laatste zinnen. Zo kun je voorspellen waar de tekst over gaat.

  • Lees de titel, tussenkopjes en opvallend gedrukte woorden.
  • Bekijk de afbeeldingen of foto's.
  • Lees de eerste zin (inleiding) en de laatste.
  •  Bekijk de bron meestal onderaan de tekst

Slide 7 - Tekstslide

Zoekend lezen en grondig lezen
  • Zoekend lezen:
  • Je zoekt in een tekst het antwoord op een vraag. 
  • Je leest dan niet de hele tekst, maar kijkt de tekst snel door. 
  • Je let op de tussenkopjes   

  • Grondig lezen: 
  • Als je een tekst helemaal wil begrijpen dan ga je deze grondig lezen.
  • Je leest de tekst helemaal goed door, omdat je meer wil weten over het onderwerp.
  • Moeilijke zinnen lees je extra aandachtig.

Slide 8 - Tekstslide

Inleiding, middenstuk, slot
Inleiding
 - Meestal één alinea
  - De schrijver vertelt waar de tekst over gaat.

Middenstuk (kern)
  - Meestal meerdere alinea's. De alinea vertelt over het deelontwerp
  - De schrijver vertelt meer over het onderwerp

Slot (Conclusie of afsluiting) 
  - Meestal één alinea
   - De schrijver maakt een duidelijke einde aan de tekst (het onderwerp)

Slide 9 - Tekstslide

Onderwerp- deelonderwerp - alinea - tussenkopjes


Een onderwerp bestaat uit deelonderwerpen
Een stukje tekst over een van die deelonderwerpen noem je een alinea. Een alinea begint altijd op een nieuwe regel. 
Tussenkopjes staan boven een alinea of een groepje alinea's. 


Slide 10 - Tekstslide

We lezen samen een tekst

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Wat is het onderwerp van deze tekst?

Slide 13 - Open vraag

Slide 14 - Tekstslide

Wat is het deelonderwerp van de derde alinea?

Slide 15 - Open vraag

Slide 16 - Tekstslide

Hoe is het probleem opgelost?

Slide 17 - Open vraag

Een voorbeeld zoeken
Sinterklaas wordt vooral in Nederland en België gevierd, maar ook Nederlanders in het buitenland worden niet vergeten in december. Sinterklaas bracht bijvoorbeeld een tijdje terug Nederlanders in het buitenland (in Melbourne en Stockholm) een bezoek. 

In België wordt het Sinterklaasfeest niet op 5, maar op 6 december gevierd. Het feest is daar religieuzer. Ze maken bijvoorbeeld geen gedichten en surprises, en kinderen krijgen alleen kleine cadeautjes.


Hoeveel voorbeelden zie jij in de tekst? 

timer
1:00

Slide 18 - Tekstslide

Een voorbeeld zoeken
Sinterklaas wordt vooral in Nederland en België gevierd, maar ook Nederlanders in het buitenland worden niet vergeten in december. Sinterklaas bracht bijvoorbeeld een tijdje terug Nederlanders in het buitenland (in Melbourne en Stockholm) een bezoek. 

In België wordt het Sinterklaasfeest niet op 5, maar op 6 december gevierd. Het feest is daar serieuzer. Ze maken bijvoorbeeld geen gedichten en surprises, en kinderen krijgen alleen kleine cadeautjes.




Slide 19 - Tekstslide

Een voorbeeld zoeken
1) Voorbeelden staan soms tussen haakjes, komma's of streepjes

2) Let op de woorden zoals, bijvoorbeeld, een voorbeeld van

Slide 20 - Tekstslide

En nu een dictee!

Slide 21 - Tekstslide

1 Zoals altijd haal je ook morgen de trein op tijd.
2 Draagt je vader de tas op zijn rug?
3 Volgende week word ik om 15.00 uur opgehaald van het station.
4 Marina gelooft niet meer in Sinterklaas.
5 Ik heb een abonnement op Netflix genomen.
6 Dat heeft hij opzettelijk gedaan.
7 Welke herinnering heb jij aan de herfstvakantie?
8 ’s Ochtends sta ik graag heel vroeg op.

Slide 22 - Tekstslide

9 Heb jij deze lucht al eens eerder geroken?

10 De dief beroofde gisteravond de vrouw van haar tas.
11 Een ander woord voor rotzak, is klerelijer.
12 Het is onduidelijk hoe het geld is verdiend.
13 Een ander woord voor nauwkeurigheid is precies.
14 Het wondje op je knie genas heel snel.



Slide 23 - Tekstslide

Aan de slag
Maken: BLOK 2 LEZEN 
BASIS: opdracht 2.13 - 2.14
KADER: opdracht 2.13 - 2.14 - 2.15
timer
10:00

Slide 24 - Tekstslide

Verder met de online-opdrachten
Wat: BLOK 2 LEZEN 
BASIS: opdracht 2.13 - 2.14
KADER: opdracht 2.13 - 2.14 - 2.15
Hoe: zelfstandig in stilte
Hoelang: 10 minuten
Belangrijk:
als je een vraag hebt, steek je vinger op!
timer
10:00

Slide 25 - Tekstslide

Aansporende teksten
Het doel van een aansporende tekst is de lezer ertoe overhalen iets te doen. Dat kunnen verschillende dingen zijn, bijvoorbeeld een product kopen, lid worden van een club, een festival bezoeken, naar een museum gaan of geld geven voor een goed doel.

Slide 26 - Tekstslide

Aansporende teksten
Aansporende teksten hebben een of meer van deze kenmerken:
-weinig tekst
-speciale woorden om de lezer mee over te halen
-overdrijving
-woordgrappen, humor, rijm, nieuwe woorden
-grote of opvallend gedrukte woorden
-opvallende afbeeldingen
-tekst en afbeeldingen vullen de hele pagina

Slide 27 - Tekstslide


Wat heb je vandaag geleerd?




Zet je tafel recht en schuif je stoel aan. Tot morgen!

Slide 28 - Tekstslide

GRONDIG LEZEN: Leesplan gebruiken



  • Je verkent eerst de tekst en de inhoud, pas dan ga je de tekst écht lezen. 
  • Tijdens het lezen let je goed op of je alles begrijpt wat je leest. 
  • Na het lezen verwerk je de tekst.

Slide 29 - Tekstslide

Begrijpen
  Tijdens het lezen: de tekst begrijpen

  1. Lees de tekst aandachtig helemaal door.
  2. Los op was je niet begrijpt:
    - Moeilijk woord? (Stappenplan Moeilijke woorden) 
    - Moeilijke zin?      (Lees de zin opnieuw)

Slide 30 - Tekstslide

Verwerken
Na het lezen:  de tekst verwerken
 
  1. Bedenk voor jezelf wat er in de tekst stond en wat je ervan vindt.
  2. Heb je nieuwe informatie gelezen of niets nieuws gehoord?

Slide 31 - Tekstslide