Bonte rij

Bonte rij

Uitleg SLB taak: Samenvatting en bronnenonderzoek
Buis 1: DSI
Buis 2 LDC
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMBOStudiejaar 3,4

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Bonte rij

Uitleg SLB taak: Samenvatting en bronnenonderzoek
Buis 1: DSI
Buis 2 LDC

Slide 1 - Tekstslide

Welke 3 hoofdstappen neem je om een micro-organisme te kunnen identificeren?

Slide 2 - Open vraag

Identificatie met een bonte rij
Onder welke van de 3 hoofdstappen valt de bonte rij?
Wat heb je nodig voordat je deze 3 stappen kunt uitvoeren?
Wat bedoelen we met de "biochemisch eigenschappen" van het micro-organisme?

Slide 3 - Tekstslide

Bonte rij
Bonte rij wordt gebruikt voor de identificatie van gram-negatieve bacteriën
  • Darmbacteriën zijn Enterobacteriaceae
  • Determineren van bacteriën
  • Waarom wordt dit de “Bonte rij” genoemd?

Slide 4 - Tekstslide

De buizen van de bonte rij 
  1. DSI
  2. LDC
  3. ODC
  4. Peptonwater
  5. Ureum
  6. Inositol

Slide 5 - Tekstslide

1: DSI (Double Sugar Iron)
Vast, rood/oranjeachtig medium met schuinoppervlak
  • Rechte streep met steekent
Bevat:
  • 2 suikers (glucose en lactose 1:10)
  • pH indicator (fenolrood)
  • Neutraal=rood
  • Zuur=geel
  • Basisch=roze
  • Na2S2O3 en IJzercitraat


Slide 6 - Tekstslide

DSI buis
5 eigenschappen:
Glucose fermentatie (alleen gele stomp)
  • Bij glucosefermentatie ontstaan zure producten pH indicator roodgeel
Lactose fermentatie (hele buis geel)
  • Bij lactosefermentatie ontstaan zure producten pH indicator roodgeel
Zwerming (groei over gehele oppervlak)
  • Mo kan voortbewegen over het oppervlak met flagellen
Zwavelreductie (zwart neerslag)
  • Reductie van NaS2O3 waarbij H2S gas vrij komt. Het Fe uit Ijzercitraat reageert met de S tot FeS (zwart)
Gasvorming (gasbellen/scheuren)
Ontstaan bij de vergisting van suikers (CO2 en H2)

Slide 7 - Tekstslide

2 LDC buis (Lysinedecarboxylase)
Paars, vast medium, schuin gestold
Beenten met slingerent en steekent

Bevat:
  • Lysine (aminozuur)
  • Indicator (Broom Cresol Purper)
  • Ijzer-ammoniumcitraat


Is paars in basische omgeving
Is geel in zure omgeving

Slide 8 - Tekstslide

LDC buis
Eigenschappen:
Bevat het enzym lysinedecarboxylase (paarse stomp)
  • CO2 wordt afgesplitst van COOH groep en ontsnapt uit de buis. Wat overblijft is basisch, de indicator wordt paars in de stomp.
Bevat het enzym lysinedeaminase (rood oppervlak)
  • NH2-groep wordt afgesplitst en omgezet tot NH3+. Dit reageert met ijzer-ammoniumcitraat tot een zuur product bij het oppervlak.
Vraag: Welke reactie aeroob en welke reactie is anaeroob?

Reactie 1 in de stomp is anaeroob en reactie 2 aan het oppervlak is aeroob

Slide 9 - Tekstslide

Vandaag
Korte herhaling DSI en LDC
Theorie buis 3: ODC
Theorie buis 4: Peptonwater

Slide 10 - Tekstslide

Buis 3: ODC (Ornithinedecarboxylase)
Halfvast medium met paars/gele kleur
Steekent

Bevat:
  • Ornithine (aminozuur)
  • Indicator Broom Cresol Purper


Paars in basisch milieu en geel in zuur milieu

Slide 11 - Tekstslide

ODC
Eigenschappen:
Bezit van het enzym ornithinedecarboxylase (anaeroob)
  • Decarboxylase wat zegt dat ook alweer?
  • CO2 wordt afgesplitst van COOH groep. Het basische restproduct blijft paars
  • Negatieve buis wordt geel door verzuring tgv. glucosefermentatie
Beweeglijkheid
Groei naast de steeklijn (aftakkingen of troebel)
Zouden aerobe mo beweeglijkheid laten zien?


Slide 12 - Tekstslide

Buis 4: peptonwater
Vloeibaar medium (Hoe beenten?)
Bevat:
Tryptofaan (aminozuur)

Eigenschap:
Bezit van het enzym tryptofanase

Wordt afgelezen mbv Kovac's reagens
 
para-dimethylbanzaldehyde (indicator)
Drijft op het medium omdat Kovac's butanol bevat.
Vormt een rood complex met indol 
Blijft geel zonder indol
Het enzym tryptofanase zet het aminozuur tryptofaan om in indol en pyruvaat

Slide 13 - Tekstslide

Vandaag
Korte herhaling
Theorie buis 5: Ureum agar
Theorie buis 6: Inositol-medium

Slide 14 - Tekstslide

Herhaling buis 1 en 2
  • Waarvoor wordt Bonte rij gebruikt?
  • Welke buizen bevat de Bonte rij?
  • Waar let je op voordat je de buizen af kunt lezen?
  • Wat zie je bij de DSI buis wanneer de bacterie glucose en lactose kan fermenteren?
  • Welke reactie katalyseert het enzym lysinedeaminase?



Slide 15 - Tekstslide

Herhaling buis 3 en 4
ODC
  • Waar staat ODC voor?
  • Wat zie je aan de buis wanneer de bacterie ODC negatief is?
  • Waarom is ODC een halfvast medium?
Peptonwater
  • Waarom wordt kovacs-reagens toegevoegd?
  • Waarom blijft kovacs-reagens boven op peptonwater drijven?
  • Welke eigenschap test je hier?
  • Hoe ziet een positief resultaat eruit?


Slide 16 - Tekstslide

Buis 5: Ureumagar
Vast, geel medium met schuin oppervlak
Alleen slingerent, zigzagent met een steeköse
Bevat:
  • Fenolrood (indicator)
  • Ureum
Eigenschap: Bezit van urease
Ureum wordt omgezet tot ammoniak (NH3) en CO2. Dit wordt weer omgezet tot ammonia (NH4+) wat basisch is, waardoor de buis roze kleurt.




Rood in basich milieu en roze bij een pH>8,1
Zuur in een zuur milieu

Slide 17 - Tekstslide

Buis 6: Inositol medium
Vloeibaar medium met rode kleur (Hoe beenten?)
Bevat: 
Inositol (koolhydraat)
Fenolrood als indicator

Eigenschap: fermentatie van inositol 
Wat betekent fermentatie?
Wat ontstaat hierbij?



Kleurt rood in basisch milieu
Kleurt geel in zuur milieu

Slide 18 - Tekstslide

Koolhydraat fermentatie
Herhaling Leerjaar 1

Slide 19 - Tekstslide

Waar begin je mee voordat je een buis kunt aflezen?

Slide 20 - Open vraag

Wat is het doel van de bonte rij?

Slide 21 - Open vraag

Hoe ziet een DSI buis eruit met een positieve reactie voor zwavelreductie?

Slide 22 - Open vraag

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

LDC knipt
LDA knipt
ODC knipt

Slide 25 - Sleepvraag

Lees de drie LDC buizen af.

Slide 26 - Open vraag

Wanneer slaat fenolrood om van rood naar geel?
A
In een zuur milieu
B
In een basisch milieu

Slide 27 - Quizvraag

Wat heeft een bacterie nodig om te kunnen zwermen?
A
Pili
B
Halfvast medium
C
Bouillon
D
Flagel

Slide 28 - Quizvraag

Welke eigenschap van de bacterie toon je aan in de indolbuis?

Slide 29 - Open vraag

Waarom neem je een positieve en een negatieve controle mee?

Slide 30 - Open vraag

Slide 31 - Woordweb

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide