1.1 Kun jij kopen wat je wilt?

• Economie
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 3

JdW-kijkwijzer

Lesopbouw:

1. Vooraf:
   Startklaar, Voorkennis activeren, Formatief Handelen
   
   
2. Instructie:
   Leerdoelgericht werken, Inclusieve didactiek, Concrete en herkenbare voorbeelden, Formatief Handelen
   
   
3. Toepassing:
   Actieve verwerking, Formatief handelen 
   
   
4. Evaluatie:
   Afsluiting

              Startklaar

• Op je plek zitten 
• Telefoon in het Zakkie 
  
• Jas over de stoel, oortjes in de tas, tas op de grond
• Schoolspullen op tafel: Boek, Chromebook, JdW-map, etui 

1. Startklaar

Bij de start van iedere les verwelkomt de docent de leerlingen bij de ingang van de deur, noemt leerlingen bij naam, maakt oogcontact en besteedt aandacht aan hun welbevinden. De docent geeft het goede voorbeeld en spreekt hoge verwachtingen uit voor het verloop van de les door succescriteria op gewenst gedrag, schooltaal en effectief leren te benoemen. De leerlingen zijn startklaar: ingelogd in LessonUp, telefoons opgeborgen in het Zakkie, en JdW-map op tafel.

Overzicht Periode 1

• Thema: Kun jij kopen wat jij wilt?
• Benodigde lesmaterialen: pen, rekenmachine, boek, laptop

Week 1	Week 2	Week 3	Week 4	Week 5	Week 6	Week 7	Week 8	Week 9	Week 10	Week 11
Weet jij het nog?	1.1 Kun jij kopen wat jij wilt?	1.2 Hoe word je beïnvloed?	1.3 Je inkomsten en uitgaven	1.4 Wat kost het nu en later?	Samenvatting en begrippen	Herhalings- en plusopdrachten	PO	PO	Herhaling	Toets

Startklaar

• Op je plek zitten 
• Telefoon in het Zakkie 
  
• Jas over de stoel, oortjes in de tas, tas op de grond
• Schoolspullen op tafel: Boek, Chromebook, JdW-map, etui 

1. Startklaar

Bij de start van iedere les verwelkomt de docent de leerlingen bij de ingang van de deur, noemt leerlingen bij naam, maakt oogcontact en besteedt aandacht aan hun welbevinden. De docent geeft het goede voorbeeld en spreekt hoge verwachtingen uit voor het verloop van de les door succescriteria op gewenst gedrag, schooltaal en effectief leren te benoemen. De leerlingen zijn startklaar: ingelogd in LessonUp, telefoons opgeborgen in het Zakkie, en JdW-map op tafel.

Wat weet je nog van economie?

2. Voorkennis activeren

De docent activeert relevante voorkennis aan de hand van een terugblik-opdracht, waarbij eventueel een beroep op de thuistalen wordt gedaan. Op deze manier biedt de docent een kapstok om nieuwe stof te verbinden aan de eerder geleerde stof en richting te geven aan het verdere verloop van de les. Tegelijkertijd worden hiermee misconcepties van leerlingen zichtbaar gemaakt, waar de docent vervolgens gericht op in kan spelen. 

Behoeften?

Leerdoelen

1. Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen basisbehoeften en overige behoeften
   
2. Je kunt uitleggen welke twee middelen er zijn om in je behoeften te voorzien
   
3. Je kunt drie manieren noemen om in je behoeften te voorzien
   
4. Je kunt uitleggen wat prioriteiten stellen betekent 

Wat zijn basisbehoeften?

1. Tijdelijke verlangens
2. Noodzakelijke behoeften voor overleven en welzijn.
3. Modeartikelen
4. Luxe goederen en diensten

Wat zijn overige behoeften?

1. Primaire levensbehoeften
2. Dagelijkse benodigdheden
3. Basisproducten
4. Verlangens die niet noodzakelijk zijn voor overleven.

Basisbehoeften & overige behoefte

Basisbehoefte = noodzakelijke behoeften, zoals kleding, brood en onderdak

Overige behoeften = luxe behoefte, die je leven leuker of makkelijker maken. 

Behoeften

Basisbehoeften

Overige behoeften (luxe)

Basisbehoeften

Overige behoeften

Middelen 

Met geld en tijd kun je in je behoeften voorzien.

Tijd en geld zijn middelen. 

De middelen raken een keertje op.

Manieren om je behoeften te vervullen

1. Iets kopen

2. Gebruik maken van vrije goederen, zoals:
- zonlicht
- wind
- regenwater

3. Door zelfvoorziening: je maakt dan iets voor eigen gebruik

Je kunt niet alles consumeren door:

• Niet genoeg geld
• Niet genoeg tijd

Je moet dus kiezen wat je het belangrijkst vindt. Je moet prioriteiten stellen

Prioriteiten stellen

= je kiest voor jezelf welke behoeften jij het belangrijkst vindt en welke minder.

1. Eerst voor basisbehoeften                                              

2. Dan pas de overige behoeften                                               

Wat zijn vrije goederen?

1. Zeewater, zonlicht, wind
2. Brood, melk, boter
3. Ipad, Iphone, Macbook
4. Toyota, ov, BMW

Aan de slag

Wat: Maak opdrachten 1-12 (blz. 10 t/m 12)

Hoe: Zelfstandig in stilte

Tijd: 20 min

Klaar: Help je klasgenoot verder

Uitkomst: Volgende les kijken we na

Is het hebben van een PlayStation een basisbehoefte of een overige behoefte?

1. Basisbehoefte
2. Overige behoefte

Waardoor kan je niet in al je behoeften voorzien?

1. Je hebt soms te weinig middelen.
2. Er zijn te veel schaarse producten.
3. Je hebt te veel tijd maar te weinig geld.

Alles wat je nodig hebt om in je behoeften te voorzien, noem je

1. middelen
2. geld
3. tijd
4. welvaart

Wat is zelfvoorziening?
Zelfvoorziening is goederen en diensten

1. laten maken door bedrijven
2. laten maken door de overheid
3. die je voor je zelf maakt
4. laten maken door bedrijven en de overheid

Reflectie

1. Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen basisbehoeften en overige behoeften
   
2. Je kunt uitleggen welke twee middelen er zijn om in je behoeften te voorzien
   
3. Je kunt drie manieren noemen om in je behoeften te voorzien
   
4. Je kunt uitleggen wat prioriteiten stellen betekent 

    Begrippen uit deze les

- basisbehoeften

- prioriteiten stellen

- vrije goederen

- middelen

- overige behoeften

- zelfvoorziening

Exit ticket

Leerdoelen

1. Aan het eind van de les kan ik met een percentage een getal berekenen

*Leerdoelen zijn RTTI geformuleerd (in leerlingentaal).

Welke 2 middelen zijn er om in je behoeften te voorzien?

Zonlicht is een voorbeeld van vrije goederen

1. Juist
2. Onjuist

Reken uit: 23,3% van €521

Rekenen met procenten

Je kan procenten op 2 manieren berekenen:

• Verhoudingstabel
• Formule

Procent uitrekenen

bedrag : 100 X procent

Reken uit: 12% van 744

Reken uit: 23% van 323

Schrijf 3 dingen op die
je deze les hebt geleerd

Reflectie

1. Aan het eind van de les kan ik met een percentage een getal berekenen

*Leerdoelen zijn RTTI geformuleerd (in leerlingentaal).

Volgende les

Huiswerk: 

 Opdrachten 4 t/m 12