H5 klas 3 mavo Nederlands

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 3

Oefenen!

H5 klas 3 mavo

Log in met je eigen voor en achternaam

Lezen: de theorie!

Een ander woord voor mening = standpunt

Signaalwoorden voor een mening: ik vind, volgens mij, naar mijn mening, mijn opvatting is...

Argument

Als een schrijver uitlegt waarom hij iets vindt, geeft hij een argument

Bijvoorbeeld: ik vind leren belangrijk, want dan haal ik een goed cijfer!

Signaalwoorden argumenten:

Want, omdat, namelijk, immers

Sportschoenen onder een rokje staan echt heel hip.

1. Feit
2. Mening
3. Argument
4. Conclusie

Geeft een argument dat begint met een signaalwoord: Sportschoenen onder een rokje staan echt heel hip.....

Conclusie

Als een schrijver alle argumenten heeft gegeven, aan het einde van een tekst

Signaalwoorden: dus, concluderend, dat betekent.....

Noteer twee signaalwoorden voor een mening (standpunt).

Noteer twee signaalwoorden voor een argument.

Woordenschat: overdrijving

Overdrijving = iets extra laten opvallen door het groter, mooier, erger of beter te maken dan het eigenlijk is!

Voorbeeld: we moesten eeuwen op ons toetscijfer wachten

(Het kan lang zijn, maar niet echt eeuwen)

Woordenschat: understatement

Iets wat heel geweldig is of juist afschuwelijk is minder erg te maken of af te zwakken. Het lijk soms wat spottend

Voorbeeld: je hebt een 2 voor de toets, je hebt dus wel een paar foutjes gemaakt.  (Je hebt heel veel fouten gemaakt dus!)

Ik heb je nu al voor de honderdste keer gewaarschuwd.

1. understatement
2. overdrijving

Na de gymles kwamen we met onze tong op de schoenen bij Engels aan.

1. understatement
2. overdrijving

Het gaat slecht met het bedrijf en de directie gaat reorganiseren.

1. understatement
2. overdrijving

In de vakantie is in ons huis ongewenst bezoek geweest.

1. understatement
2. overdrijving

Wat betekent 'het onderspit delven' in:

In de wedstrijd was Karel het minst snel en hij moest daarom het onderspit delven.

Wat doe je bij een compromis?

1. Je geeft niet toe en wil je eigen zin
2. Je geeft beide iets toe bij een oplossing
3. Je zoekt naar een hele andere oplossing
4. Je krijgt ruzie bij het oplossen van een probleem

Noem de vier vragende voornaamwoorden.

Mijn fiets is gestolen.

Mijn=

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord

Het is jouw boek, maar ik wil het graag lezen
jouw =

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord
3. aanwijzend voornaamwoord
4. betrekkelijk voornaamwoord

Het is jouw boek, maar ik wil het graag lezen
ik =

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord
3. aanwijzend voornaamwoord
4. betrekkelijk voornaamwoord

Die vrouw op het bankje in het park, is mijn buurvrouw.
Die =

1. aanwijzend voornaamwoord
2. betrekkelijk voornaamwoord
3. persoonlijk voornaamwoord
4. vragend voornaamwoord

Die vrouw op het bankje in het park, is mijn buurvrouw.
mijn =

1. aanwijzend voornaamwoord
2. betrekkelijk voornaamwoord
3. persoonlijk voornaamwoord
4. bezittelijk voornaamwoord

De vrouw die daar loopt, is mijn buurvrouw.
Die =

1. aanwijzend voornaamwoord
2. betrekkelijk voornaamwoord
3. persoonlijk voornaamwoord
4. vragend voornaamwoord

Noteer een passend voornaamwoord en noteer welk woordsoort:
..............automerken waren vorig jaar populair?

Noteer een passend voornaamwoord en noteer welk woordsoort: Ik leen mijn fiets uit aan........

meervoud

Welke meervoudsregel hoort erbij?

alinea

1. meervoud op -en
2. meervoud op -s
3. meervoud op -'s
4. geen meervoud

Meervoud van porie

1. poriën
2. porieën
3. pories

Meervoud van BMW

1. BMW-s
2. BMW's
3. BMW-en
4. geen meervoud

Meervoud van het woord: VEE

1. vees
2. het heeft geen meervoud
3. veeën
4. veen

Meervoud van historicus

1. historici
2. historicussen
3. historica
4. geen meervoud

Noteer de juiste vorm van het werkwoord:
Vorige week (verwachten) wij veel meer mensen bij het festival.

Vul de juiste vorm van het werkwoord in:
Het vliegtuig (landen) straks op Schiphol.

Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.

1. gebeurd
2. gebeurt
3. gebeurdt
4. gebeurdde

Wat zie je op de afbeelding?

1. hele werkwoorden in de verleden tijd
2. werkwoorden in de ik-vorm en hij-vorm
3. werkwoorden die je niet kunt vervoegen
4. hele werkwoorden en hun stam

Welk van de onderstaande werkwoorden is een sterk werkwoord

1. praten
2. verhuizen
3. leven
4. spreken

werkwoordspelling tegenwoordige tijd: wat is goed?

1. hij bediend
2. hij bedient
3. hij bediendt
4. hij bediende

Welke spellingregel pas je toe in de tt bij:
jullie

1. STAM
2. STAM + T
3. hele werkwoord
4. stam +te(n /de(n)

Welke spellingregel pas je toe in de tt bij:
de ik-vorm

1. ik-vorm= stam
2. Ik-vorm + stam + T
3. hele werkwoord
4. Stam+ te(n)

Welke spellingregel ?

Vind jij het een moeilijke s.o?

1. STAM, want jij staat achter PV
2. STAM + T, want jij staat achter PV
3. hele werkwoord

De huisvrouw (luchten) gisteren de bedden, omdat het zulk mooi weer was.

1. luchte
2. luchtten
3. luchtte
4. luchten

De huisvrouw luchtte gisteren de bedden, omdat het zulk mooi weer was. De regel =

1. STAM
2. STAM+ ten
3. Hele werkwoord
4. Stam + te

Geleerd?