In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
Welkom lesweek 1 Regie
Slide 1 - Tekstslide
Licentie check
Iedereen dient een licentie te hebben van ThiemeMeulenhoff. Daarnaast heb je ook een werkende laptop met oplader. Zonder deze onderwijsmiddelen kan je mijn lessen niet deelnemen.
Groepscode >>>
Slide 2 - Tekstslide
Aanwezigheidsregistratie
Aanwezigheid zal door de docent geregistreerd worden. Aanwezigheid kan meerder malen tijdens de les worden gedaan. Bij vroegtijdig verlaten van de les ,zonder geldige reden, zal je op 'ongeoorloofd afwezig' staan.
Ben je te laat? Geef dit door aan het einde van de les aan de vakdocent.
Slide 3 - Tekstslide
Programma
Lesdoelen
Videofragment
Zelfregie
Participatiemaatschappij
Grenzen zelfredzaamheid
Begrippentest
Check lesdoelen
Slide 4 - Tekstslide
Lesdoelen
Je kunt de definitie van de volgende begrippen benoemen: regie en zelfregie
Je kunt bij de begrippen regie en zelfregie een voorbeeld geven uit de eigen praktijk
Hoofdstuk 1.3 '' ondersteuningsproces'' staat deze les centraal
( persoonlijke begeleider specifieke doelgroepen)
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Video
Waar wordt er 'eigen' regie gestimuleerd?
Slide 7 - Open vraag
Zelfregie
De cliënt heeft een actieve rol in het bedenken en de uitvoering van een plan. Daar passen de begrippen zelfregie, eigen kracht, zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijkheid bij. Deze begrippen lijken op elkaar, maar toch zijn er verschillen:
Slide 8 - Tekstslide
De cliënt heeft een actieve rol
Daar passen de begrippen:
Zelfregie: Gaat om zelf bepalen en beslissingen nemen: 'Wat wil ik?'.
Eigen kracht: Gaat om wat iemand zelf of samen met zijn omgeving kan: 'Wat kan ik?'
Zelfredzaamheid: Gaat om zelfstandig kunnen meedoen en zelf dingen kunnen regelen: 'Wat heb ik (nog) nodig?'
Eigen verantwoordelijkheid: Gaat om zelf moeten of mogen: 'Wat moet ik of wat mag ik zelf doen?'
Slide 9 - Tekstslide
Participatiemaatschappij
Vanaf 2013 maakt de verzorgingsstaat via de zorgzame samenleving plaats voor de participatiemaatschappij. Dat betekent dat de overheid veel meer uitgaat van de eigen kracht en zelfredzaamheid van iedereen.
Opdracht: Ga naar boek PBSD, naar bladzijde 25. Hoofdstuk 'Geschiedenis maatschappelijke zorg'. Lees paragraaf 'Van zorgzame samenleving naar participatiemaatschappij'. (10 min) Daarna krijg je een aantal vragen hierover.
Slide 10 - Tekstslide
'Nederland verandert in een 'doe-het-zelfmaatschappij'.
Juist of onjuist
A
Juist
B
Onjuist
Slide 11 - Quizvraag
Iedereen moet meedoen, ofwel 'participeren'. Dat heeft een flink aantal voordelen.
Wat is GEEN voordeel, maar een nadeel.
A
Het is voor de overheid goedkoper
B
Iedereen doet naar vermogen en vanuit eigen kracht actief mee
C
Meer druk op mantelzorgers en vrijwilligers
D
Er zijn minder regels
Slide 12 - Quizvraag
Grenzen zelfredzaamheid
De zelfredzaamheid van cliënten heeft ook grenzen.
In de praktijk blijkt het niet zo gemakkelijk om een beroep te doen op het sociale netwerk van zorgvrager: in negen van de 10 gevallen lukt dat niet.
Leg dit uit aan de hand van een voorbeeld.
Slide 13 - Tekstslide
Begrippen test
Docent noemt een naam van een student. Vervolgens draait de docent om de spinner. begrip die naar voren komt moet de student uitleggen.
Slide 14 - Tekstslide
Ik kan de begrippen benoemen: regie & zelfregie. Ik kan bij de begrippen regie en zelfregie een voorbeeld geven uit de praktijk. Lesdoelen behaald? Laat dit weten aan de hand van de smileys.