In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Wat komt het meeste voor wereldwijd?
A
binnenlandse migratie
B
buitenlandse migratie
Slide 1 - Quizvraag
Als mensen hun gezin achterna reizen dan noem je dat gezinsvorming
A
Juist
B
Niet juist
Slide 2 - Quizvraag
Het grootste deel van de migranten is vluchteling
A
Juist
B
Niet juist
Slide 3 - Quizvraag
Als mensen vertrekken uit Nederland dan noem je hen
A
Emigranten
B
Immigranten
Slide 4 - Quizvraag
Geldzendingen van migranten zijn vooral gunstig voor het
A
herkomstgebied
B
bestemmingsgebied
Slide 5 - Quizvraag
Als veel hoogopgeleiden een gebied verlaten dan kan dit een ... tot gevolg hebben (10 letters, begint met een b)
Slide 6 - Open vraag
Als bevolkingsgroepen ruimtelijk gescheiden van elkaar leven (in aparte woonwijken bijvoorbeeld) dan noem je dat acculturatie
A
Juist
B
Niet juist
Slide 7 - Quizvraag
Noem een voorbeeld van een land van waaruit koloniale migranten naar Nederland komen/zijn gekomen
Slide 8 - Open vraag
Welke generatie migranten spreekt over het algemeen het beste de taal van het bestemmingsgebied?
A
eerste
B
tweede
C
derde
D
vierde
Slide 9 - Quizvraag
Het Nederlandse integratiebeleid is gericht op ... (11 letters, begint met een i)
Slide 10 - Open vraag
Bij gezinshereniging laat een migrant zijn kinderen overkomen
A
Waar
B
Niet waar
Slide 11 - Quizvraag
Internationale studenten gaan na afstuderen altijd weer terug naar hun herkomstland
A
Waar
B
Niet waar
Slide 12 - Quizvraag
Koningin Máxima woont in Nederland als gevolg van gezinsvormende migratie
A
Waar
B
Niet waar
Slide 13 - Quizvraag
Als iemand die wil migreren hulp krijgt bij het zoeken van werk, versterkt dit de kettingmigratie
A
Waar
B
Niet waar
Slide 14 - Quizvraag
Mensen in de allerarmste gebieden hebben vaak lage aspiraties om te migreren, omdat ze weinig contacten hebben met andere migranten. Bovendien hebben ze door de grote armoede geen geld (geen mogelijkheden) om dat te doen
A
Waar
B
Niet waar
Slide 15 - Quizvraag
Migranten reizen van een vestigingsgebied naar een bestemmingsgebied
A
Waar
B
Niet waar
Slide 16 - Quizvraag
Als mensen niet willen vertrekken, maar het wel zouden kunnen, dan zijn de aspiraties laag
A
Waar
B
Niet waar
Slide 17 - Quizvraag
Als mensen graag willen vertrekken, maar het geld niet hebben om te migreren, dan zijn de aspiraties laag
A
Waar
B
Niet waar
Slide 18 - Quizvraag
Als mensen geen verlangen hebben om hun situatie te verbeteren en als ze daar ook geen geld voor hebben, dan zijn de aspiraties hoog
A
Waar
B
Niet waar
Slide 19 - Quizvraag
Als mensen graag hun situatie willen verbeteren en ze hebben daar ook de middelen voor om dat te doen, dan zijn de aspiraties laag
A
Waar
B
Niet waar
Slide 20 - Quizvraag
Als door eerdere migranten hulp wordt geboden aan migranten vanuit hetzelfde herkomstland bij het zoeken van huisvesting, dan spreek je van een migratienetwerk
A
Waar
B
Niet waar
Slide 21 - Quizvraag
Mensen met een migratieachtergrond wonen vaak niet gelijkmatig verspreid over een stad, maar juist meer geconcentreerd in bepaalde delen van een stad (segregatie).
A
Waar
B
Niet waar
Slide 22 - Quizvraag
de meeste migratie vindt binnen continenten plaats en niet tussen continenten.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 23 - Quizvraag
Als er een economische crisis in Europa uitbreekt dan neemt arbeidsmigratie af.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 24 - Quizvraag
Gezinshereniging is voor migranten naar Nederland het belangrijkste migratiemotief