Lesen en de grammatica in een maandag 11.12.23

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 5

Was machen wir heute

1. Wiederholen  und die Fälle  - Adjektiv 

2. Steigerungsformen und der Adjektiv

3. Lesen - Jugendliteratur. 

Kapitel 3: In der Prüfungswoche

1. Wörter Seite 148-149

2. Textverständnis 

Weist du es noch? Das Adjektiv und andere Herausforderungen der Grammatik. 

1. Bei dies___ groß___ Hitze (v) kann ich nicht arbeiten.

2. Die beid___ Jungen ___ (hebben) gut___ Arbeit (v) geleistet. 

3. Ich (finden) ___ (de) ___ Farbe (v) jouw ___ neu___ Kleides ganz toll. 

4. (kun je) ___ (mij) nähere Einzelheiten angeben?

5. Vorig___ Jahr (o) besuten viel___ amerikanisch___ Touristen unser Land.

6. Er starb an d___ Folgen (mv) ein___ schwer___ Unfall__ (m) .

7. Auf d___ deutsch___ Autobahnen herrschte stark___ Verkehr. (m) 

8. Nach d___ Fußballspiel (o) (entstehen - ovt) ___ein ___ schwere___ Krawalle.

9. Trotz d___ schwer___ Unfall ___ (kon zij) ____ noch laufen. 

10. Er ist ein___ gut___ Fußballspieler.

11. Er hat ein___ groß___ Interesse (o) für d___ moder___ Musik (v).

12. D___ blau___ Pullover (m) ist billig. Ich (kaufen) ___ d___ blau___ Pullover. 

13. Gibt es ein___ gut___ Mittel (o) gegen dies___ gefährlich___ Krankheit? (v)  

14. Johann (had) ___ (mij) geschrieben, dass er (door) ___ ein__ Moped (o) angefahren worden ist. 

de overtreffende trap

In het Duits maak je de overtreffende trap door  -st achter het woord te zetten:

 schnellst

Trappen van vergelijking 

Anne is groter dan Richard - Anne ist größer als Richard (Als je in het Nederlands dan gebruikt, gebruik je in het Duits Als)

Anne is niet zo groot als Richard - Anne ist nicht so groß wie Richard. 

(Als je in het Nederlands als gebruikt, wordt het in het Duits wie gebruikt) 

Er zijn 3 trappen

1. de stellende trap        schnell

         2. de vergrotende trap     schneller

         3. de overtreffende trap  schnellst

de vergrotende trap

In het Duits maak je de vergrotende trap door -er achter het woord (stellende trap) te zetten:

schneller

schnell - schneller - schnellst / am schnellsten

schön - schöner - schönst / am schönsten

dumm - dümmer - dümmst / am dümmsten

arm - ärmer - ärmst / am ärmsten

jung - jünger - jüngst / am jüngsten

breit - breiter - breitest / am breitesten

hart - härter - härtest / am härtesten

süß - süßer - süßest / am süßesten

kurz - kürzer - kürzest / am kürzesten

Onregelmatige vormen:

groß - größer - größt                     gern - lieber - liebst

gut - besser - best                          oft - öfter/häufiger - häufigst

hoch - höher - höchst 

nah - näher - nächst

viel - mehr - meist

wenig - weniger/minder - wenigst/mindest

bald - eher - ehest                                                        (zie handboek 36)

Schrijf de vergrotende en overtreffende trap op van het volgende woord: schnell

Schrijf de vergrotende en overtreffende trap op van het volgende woord: dumm

Schrijf de vergrotende en overtreffende trap op van het volgende woord: wenig

Schrijf de vergrotende en overtreffende trap op van het volgende woord: kalt

Schrijf de vergrotende en overtreffende trap op van het volgende woord: alt

Schrijf de vergrotende en overtreffende trap op van het volgende woord: groß

Schrijf de overtreffende trap als bijwoord: kalt - kälter - ...

Schrijf de overtreffende trap als bijwoord: süß - süßer - ...

Hoe vorm je de vergrotende en overtreffende trap?

1. -er, -e
2. -e, est
3. -est, -e
4. -er, est

Let op !:

De meeste eenlettergreperige woorden met een a, o of u in de stam krijgen een Umlaut in de vergrotende en overtreffende trap: 

stellende trap: warm

vergrotende trap: wärmer

overtreffende trap: wärmst

Woorden die eindigen op -t, -d of een sisklank (ß, s, ss, x, z)

breit  -  breiter  -  breitest

hart  -  härter  -  härtest 

süß  -  süßer  -  süßest 

kurz  -  kürzer  -  kürzest 

--> extra -e bij stap 3

De overtreffende trap (stap 3) kan je ook als bijwoord gebruiken

Deze foto is het mooist --> Dieses Foto ist
am schönsten 

--> am ..... - sten

Aufgaben 10,  11 und 12 Seite 64 und 65

Aufgaben 10

1 schnellste – längste – intensivsten – imponierenden - besser

2 Positiv: imponierenden / Komparativ: besser / Superlativ: schnellste, längste, intensivsten

Aufgaben 11 

Aufgabe 11

1 freundlicher; wie

2 glücklichsten

3 neue

4 älter

5 positiver; als

6 liebsten

7 mehr; als

8 besser

9 jünger; als

10 stolz; wie

Seite 44 - 46

Übung 57; 58; 59

Seite 44 - 46 Übung 57

1. Alinea 1: Moeder / dochter in Zuid-Spanje. Moeder vrij van geest maar arme woonsituatie

Alinea 2: Zij wonen in tent, moeder werkt in Duitsland in kroeg, drinkt veel alcohol, is in Spanje om geld te verdienen. Ze voelen zich allebei eenzaam. Elders is het beter (aan de andere kant van de baai).

Alinea 3: Economische situatie - zo verdienen zij hun geld, dochter helpt mee in sieradenhandel.

Alinea 4: Moeder/dochter en hoe zij zich moeten gedragen t.o.v. anderen in Zuid-Spanje. Alinea 5: Hoe de dochter door dromen probeert te ontsnappen uit de werkelijkheid.

Seite 44 - 46 Übung 57

2.

1. Wir schliefen in stinkenden Schlafsäcken in einem Zelt.  Riechen

2. Auf der Zeltwand bewegten sich Schatten der Kiefernzweige im Wind.  Sehen

3. Die Kiefernnadeln stachen in die Füße und es roch nach verfaulten Bananen.  Fühlen und Riechen

Seite 44 - 46 Übung 57

Hören:- ,,Nachts im Zelt weinte sie oft und versuchte, es vor mir zu verbergen, aber ich hörte sie immer.‘‘- ,,Dort hatte sie gehört, man könne in Spanien im Sommer tonnenweise Geld mit Schmuck verdienen‘‘

Schmecken: - ,,Maden schmecken einfach nach gar nichts.‘‘ - ,,und das Glück ist vollkommen, wenn man eine erwischt, die wirklich reif ist. Dann explodiert die Süße betörend im Mund.‘‘

Riechen: - ,,es roch nach verfaulten Bananen‘‘- ,,sie roch abends, wenn sie nach Hause kam, nach Bier und Toast Hawaii‘‘

Fühlen: - ‚,Ich hasste die spanische Hitze, die mir morgens schon wie ein Hammer auf den Kopf schlug, wenn ich aus dem Zelt kroch, mir den ganzen Tag Durst machte, mir in die Augen stach, mich platt und müde und schwitzig werden ließ.’’

-,,Ich klaube sie auf, sie fühlen sich feucht und glitschig an wie die eigene Zunge, wenn man versucht, sie sich aus dem Mund zu ziehen, nur kälter.‘‘

Sehen:

- ,,(…) und schaue zu, wie der grünbraune Brei zwischen den Zehen hervorquillt‘‘

- ,,und obwohl ich sehen konnte, dass sie müde, staubig und verschwitzt war und das alles nur tat, um uns beide durchzubringen (…)‘‘

Seite 44 - 46 Übung 57

4. om het contrast met de hetgeen waarnaar Apple verlangt duidelijker naar voren te laten komen. / om het je heel beeldend voor te kunnen stellen als lezer

Seite 44 - 46 Übung 58

1 Voorbeelden

- Tent / vakantiehuisje; stinkende slaapzakken / bedden

- Zout water / zoet water

- Badkamer / geen badkamer

- Zon en geen schaduw / parasols en veel schaduw

- Hete zand en een laken / ligbedden

3 Lange zinnen, beelden zijn groen en vol leven, tempo lijkt opeens vertraagd.

4 Om het contrast duidelijk te maken: de droom heeft niets te maken met de werkelijkheid.

Übung 59 - eigne Antwort

Seite 100 - 103 Übung 1-4

Seite 100 - 103 Übung 1; 2

Aufgabe 1

eigene Antwort

Aufgabe 2

1. 2 keer een gedachtestreepje en 4 keer een dubbele punt.

2. Dat daar kennelijk iets positiefs (een pluspunt) besproken is.

Seite 100 - 103 Übung 1; 2;3;4

Aufgabe 3

1 A 2 A 3 A 4 C

Aufgabe 4

1 Neulich is onjuist, falls is juist.

2 Freilich is juist, indem is onjuist.

3 Bildung is juist, Einschränkung is onjuist.

4 In Bezug auf is juist, Es sei denn is onjuist.

5 Den Vorschlag is juist, die Einschränkung is onjuist.

Hausaufgaben

• Was du in der Stunde nicht zu Ende gemacht hast, machst du es zu Hause. 
• Fälle und die Steigerung:Positiv;Komparativ;Superlativ