H4 NN 1-KGT Taalverzorging 3 Spelling Voltooid deelwoord
Herhaling voltooid deelwoord
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1
In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Herhaling voltooid deelwoord
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoel
Je leert over het voltooid deelwoord.
Slide 2 - Tekstslide
Het voltooid deelwoord
Slide 3 - Tekstslide
Het voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord is een van de vormen van het werkwoord. We korten het voltooid deelwoord af met VD.
Slide 4 - Tekstslide
Het voltooid deelwoord
Als een voltooid deelwoord in een zin zit, dan staat er altijd een vorm van hebben, zijn of worden in de zin. Deze zijn in de zin dan de persoonsvorm (PV). Het voltooid deelwoord komt daar ergens achter.
Om de spelling van deze VD, eindigend op -t of -d, goed te schrijven kun je de verlengproef toepassen.
halen --> gehaalde --> je hoort -de, dus je schrijft gehaald met een -d
Slide 11 - Tekstslide
voorbeelden verlengproef
gemaakte, dus gemaakT
gewerkte, dus gewerkT
gegooide, dus gegooiD
verhuisde, dus verhuisD
ontmoet, eindigt met een -t dus blijft een T
Slide 12 - Tekstslide
'T Kofschip
Misschien heb je al eerder ooit 'T kofschip óf 'T kofschip X óf 'T Fokschaap op school geleerd. Dit is zeker ook een goede manier om het voltooid deelwoord goed te spellen.
Hoe werkte 'T Kofschip X ook alweer?
Slide 13 - Tekstslide
'T Kofschip
Voorbeeld: MAKEN
1) Je neemt de stam van maken --> MAK
2) De laatste letter van de stam zoek je in het woord 'T Kofschip
3) Zit de laatste letter er wel in? Dan eindigt het VD op -t. Zit de laatste letter er niet in? Dan eindigt het VD op -d.
* de letter -k zit er wel in, dus GEMAAKT
Slide 14 - Tekstslide
Schema werkwoordspelling
Het schema werkwoordspelling vind je op blz. 238 in het lesboek. Oefen hier gerust mee tijdens het maken van opdrachten in het lesboek.
Slide 15 - Tekstslide
Een voltooid deelwoord begint altijd met ge-
A
Waar
B
Niet waar
Slide 16 - Quizvraag
Het voltooid deelwoord is een persoonsvorm.
A
waar
B
niet waar
Slide 17 - Quizvraag
Wat is een voltooid deelwoord?
A
Werkwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Lidwoord
D
Persoonsvorm
Slide 18 - Quizvraag
wat is een voltooid deelwoord
A
en werkwoord in de verleden tijd
B
een voltooid woord
C
een woord dat aangeeft dat iets klaar is, dat begint met ge- be- her- ver- er- of ont-
D
een werkwoord in de tegenwoordige tijd
Slide 19 - Quizvraag
Bij het goed spellen van het voltooid deelwoord gebruik je...
A
stam +t
B
t kofschip bij zwakke werkwoorden
C
de verlengproef bij alle werkwoorden
D
stam+d
Slide 20 - Quizvraag
Wat is wél een voltooid deelwoord?
A
bedoelt
B
bedoeld
C
zeg
D
sprak
Slide 21 - Quizvraag
Wat is het voltooid deelwoord?
A
loop
B
liep
C
gelopen
Slide 22 - Quizvraag
Een voltooid deelwoord ...
A
staat altijd aan het begin van een zin
B
staat vaak in het midden van een zin
C
staat meestal aan het eind van een zin
Slide 23 - Quizvraag
Is dit een voltooid deelwoord?
gebukt
A
Ja
B
Nee
Slide 24 - Quizvraag
Wat zijn wél voltooide deelwoorden?
A
schrijven
B
gedacht
C
overkomen
D
verteld
Slide 25 - Quizvraag
Van een werkwoord een voltooid deelwoord maken.
Welk voltooid deelwoord is juist bij het werkwoord HEBBEN
A
gehad
B
gehebben
C
gehat
D
gehebt
Slide 26 - Quizvraag
Wat is het voltooid deelwoord van gebeuren?
A
gebeurt
B
gebeurd
Slide 27 - Quizvraag
Wat is het voltooid deelwoord van:
VREZEN
A
Gevreest
B
Gevreesd
C
Gevrozen
D
Vrezend
Slide 28 - Quizvraag
Wat is het voltooid deelwoord van:
JAGEN
A
gejaagt
B
gejaagd
Slide 29 - Quizvraag
Wat is het voltooid deelwoord van:
KRABBEN
A
Gekrabt
B
Gekrabd
C
Gekrabben
D
Krabbend
Slide 30 - Quizvraag
Wat is het voltooid deelwoord van:
verven
A
geverft
B
geverfd
C
gevervt
D
gevervd
Slide 31 - Quizvraag
Wat is het voltooid deelwoord van:
BELONEN
A
beloond
B
beloont
C
belonen
D
belonend
Slide 32 - Quizvraag
Wat is het voltooid deelwoord van:
bereiken
A
bereikt
B
bereikd
Slide 33 - Quizvraag
Wat is het voltooid deelwoord?
verhuizen
A
verhuist
B
verhuisd
C
verhuizen
D
geverhuist
Slide 34 - Quizvraag
Wat is het voltooid deelwoord?
glimlachen
A
glimgelachen
B
geglimlacht
C
glimgelacht
D
geglimlachen
Slide 35 - Quizvraag
Wat is het voltooid deelwoord?
INSCHRIJVEN
A
geinschrijft
B
geingeschreven
C
geinschreven
D
ingeschreven
Slide 36 - Quizvraag
voltooid deelwoord van losbarsten
A
barstte los
B
losgebarsten
C
losgebarst
D
gelosbarst
Slide 37 - Quizvraag
Is dit een voltooid deelwoord?
passen
A
Ja
B
Nee
Slide 38 - Quizvraag
Wat is géén voltooid deelwoord?
A
geslapen
B
geweest
C
blijven
D
gegeten
Slide 39 - Quizvraag
Leren voor de toets
- Je kan het voltooid deelwoord goed spellen.
- Je weet hoe je de verlengproef moet toepassen om het voltooid deelwoord goed te spellen.
- Je kan woorden met g en ch goed spellen.
(Je kan 't kofschip X toepassen om het voltooid deelwoord goed te spellen.