Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
3H - les moyens de transport
3H - les moyens de transport
Lesdoel:
- je kent de landen, maanden, familieleden van de vorige les
- je leert over de vervoersmiddelen en hoe deze te gebruiken mbt. de vakantie
1 / 25
volgende
Slide 1:
Tekstslide
In deze les zitten
25 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
3H - les moyens de transport
Lesdoel:
- je kent de landen, maanden, familieleden van de vorige les
- je leert over de vervoersmiddelen en hoe deze te gebruiken mbt. de vakantie
Slide 1 - Tekstslide
l'Allemagne
l'Espagne
la Suisse
les Pays-Bas
l'Angleterre
les États-Unis
Slide 2 - Sleepvraag
Vertaal: Zij is gegaan naar Frankrijk.
(gebruik een hoofdletter én een punt)
Slide 3 - Open vraag
Vertaal: Wij zijn gegaan naar Canada.
(gebruik een hoofdletter én een punt)
Slide 4 - Open vraag
Vertaal: Jij bent geweest in Azië.
(gebruik een hoofdletter én een punt)
Slide 5 - Open vraag
Vertaal: Ik ben gebleven in Nederland.
(gebruik een hoofdletter én een punt)
Slide 6 - Open vraag
la famille
mijn vrienden
haar vader
mijn familie
het huis
gescheiden
mijn nicht
ma famille
mon cousin
son père
marié
sa mère
divorcé
mes amis
ma ville
la maison
ma cousine
Slide 7 - Sleepvraag
Les jours de la semaine
woensdag
donderdag
vrijdag
zaterdag
dinsdag
maandag
zondag
mardi
vendredi
mercredi
lundi
samedi
jeudi
dimanche
Slide 8 - Sleepvraag
quelle est ta réponse? :
Tu es parti en vacances avec qui?
Slide 9 - Open vraag
Choisis la bonne réponse à cette question:
Tu as voyagé comment?
A
Je suis voyagé en avion
B
J'ai voyagé l'avion
C
Je suis allé l'avion
D
J'ai voyagé en avion
Slide 10 - Quizvraag
wat is het verschil tussen
l'avion & en avion
A
l'avion = met het vliegtuig
B
en avion = met het vliegtuig
C
l'avion = in het vliegtuig
D
en avion = het vliegtuig
Slide 11 - Quizvraag
quelle est ta réponse? :
Vous êtes allés où pendant les vacances d'été?
Slide 12 - Open vraag
Slide 13 - Tekstslide
Les moyens
de transport
en train
en voiture
à moto
en avion
en métro
à vélo
à pied
en bateau
Slide 14 - Sleepvraag
In Frankrijk zijn afscheidskussen verboden
In Frankrijk zijn afscheidskussen verboden!?
Slide 15 - Tekstslide
Comment vous avez voyagé ?
Exemples:
- Je suis allé(e) en voiture.
- Nous avons voyagé en avion.
Slide 16 - Tekstslide
Het vervoermiddel =
A
le moyen de transport
B
la circulation
C
la voie
D
la gare
Slide 17 - Quizvraag
C'est un objet en métal. C'est un moyen de transport. Tous les hollandais ont ce truc.
A
une trottinette
B
un vélo
C
une voiture
D
un avion
Slide 18 - Quizvraag
"Quel moyen de transport permet de se déplacer sur l'eau ?"
A
la voiture
B
l'avion
C
le train
D
le bateau
Slide 19 - Quizvraag
Het verkeer =
A
la circulation
B
le moyen de transport
C
la gare
D
la voiture
Slide 20 - Quizvraag
Het treinstation =
A
la voie
B
le moyen de transport
C
la destination
D
la gare
Slide 21 - Quizvraag
De enkele reis =
A
l'aller-retour
B
la destination
C
l'aller-simple
D
le moyen de transport
Slide 22 - Quizvraag
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
3H - les moyens de transport
September 2024
- Les met
22 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Les prépositions avec un moyen de transport
April 2021
- Les met
19 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
les moyens de transport
Januari 2022
- Les met
15 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Semaine 3 - carnet de voyage
November 2022
- Les met
39 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Les prépositions avec un moyen de transport
September 2021
- Les met
17 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
H3 3h les 1
Januari 2022
- Les met
13 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
H3 3hv les 1
Januari 2022
- Les met
13 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
H2 Havo 3 2024 Dictée A
Januari 2024
- Les met
44 slides
Frans
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3