Week 16 - ruimte

Les 63
Leerdoelen
R: Ik weet wat ruimte is en hoe een schrijver ruimte kan gebruiken om spanning te creëren 
T1: Ik kan ruimtebeschrijvingen herkennen in een verhaal.
T2: Ik kan uitleggen hoe een schrijver ruimte inzet om spanning te creëren in een gegeven verhaal.
I: Ik kan zelf voorbeelden geven van punten in een verhaal waar ruimte wordt gebruikt om spanning te creëren. 

1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Les 63
Leerdoelen
R: Ik weet wat ruimte is en hoe een schrijver ruimte kan gebruiken om spanning te creëren 
T1: Ik kan ruimtebeschrijvingen herkennen in een verhaal.
T2: Ik kan uitleggen hoe een schrijver ruimte inzet om spanning te creëren in een gegeven verhaal.
I: Ik kan zelf voorbeelden geven van punten in een verhaal waar ruimte wordt gebruikt om spanning te creëren. 

Slide 1 - Tekstslide

Maak één zin met een van de woorden uit de afbeelding hiernaast.

Slide 2 - Open vraag

Maak een zin met één van de woorden uit de afbeelding hiernaast.

Slide 3 - Open vraag

Theorie
Spanning door ruimte
Ruimte: plaats of omgeving waarin het verhaal zich afspeelt. (Echte of verzonnen plek)

Wat hoort ook bij ruimte: 
- voorwerpen
- geluiden
- weer en seizoenen
- tijdsperken
- culturen

Slide 4 - Tekstslide

Theorie
Spanning door ruimte
De ruimtebeschrijving komt overeen met de situatie:

Bv. een relatie wordt verbroken in een stortbui.

De ruimtebeschrijving is tegengesteld aan de situatie: 

Bv. een zonovergoten strand waar iemand door een haai wordt vermoord.

Slide 5 - Tekstslide

Reflecteren
Wat vind jij spannend?

Lees de fragmenten op de volgende dia. Welk(e) fragment(en) vind jij spannend? En welke niet? 

Bespreek dit samen met je buddy!


Slide 6 - Tekstslide

Reflecteren
A. De zon maakt lange, donkere schaduwen van de pijnbomen. Als gevangenistralies liepen ze langs onze tent. Alsof het donkere bos achter onze tent verboden terrein was. 

B. Jim dobberde op zijn luchtbed in het zwembad. Rick lag onder een felgekleurde parasol te slapen. Het was heerlijk rustig bij het zwembad. De zon scheen en was behaaglijk warm.

C. In het licht van de bliksem zag ik haar zitten. Op een hoekje van de zolder. Tussen allemaal spinnenwebben en oude meubels. 

Slide 7 - Tekstslide

Reflecteren
Leg uit waarom je dit fragement of deze fragmenten spannend vindt. Wat heft de beschreven ruimte daarmee te maken? (Tip! Gebruik je theorie!

Slide 8 - Tekstslide

Oefenen
- Les 63: opdracht 2 t/m 5 (maakt iedereen) 

 Daarna kies je: 6, 7 en 8 (normale route) 

OF 

9, 10, 11 (uitdagende route).

Slide 9 - Tekstslide

Toepassen (deel 3/3)
Je gaat de theorie toepassen op je boek aan de hand van een aantal vragen.

Je gaat de ruimte van jouw boek beschrijven

Slide 10 - Tekstslide

- Beschrijf hoe de ruimtes in jouw boek worden gebruikt om spanning te creëren.

Slide 11 - Open vraag

- In hoeverre zou de ruimte in jouw boek echt kunnen bestaan? Leg dit uit.

Slide 12 - Open vraag

- Geef van minimaal twee van de volgende aspecten aan of ze in jouw boek ook de ruimte beschrijven. Welke aspecten komen voor in jouw boek? Hoe komen ze voor? Kies uit: ‘voorwerpen’, ‘geluiden’, ‘weer en seizoenen’, ‘tijdperken’ en ‘culturen’.

Slide 13 - Open vraag

(EXTRA) Kies één fragment uit jouw boek waarin een ruimte wordt beschreven. Wat is het effect van deze beschrijving? Hoe past het bij de rest van het verhaal?

Slide 14 - Open vraag