1.4 Kom je uit met je geld? (deel 1)

Welkom bij het vak 
Economie


Pak je boek en spullen voor,
mobieltjes in de hoesjes en tassen van tafel

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Welkom bij het vak 
Economie


Pak je boek en spullen voor,
mobieltjes in de hoesjes en tassen van tafel

Slide 1 - Tekstslide

 Economie 2 BK
  • Its learning "Weektaken 2.1.3"
  • Terugblik vorige les 1.3 Sta je sterk als consument Deel II
  • Doelen 1.4 Kom je uit met je geld Deel I
  • Zelf aan de slag!
  • Doelen behaald?
Wat gaan we doen?

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik
 les 1.3 Deel I &II

Slide 3 - Tekstslide

1.3 Sta je sterk als consument?
Terugblik:
Wetten die de consument helpen:
  • recht op: deugdelijk product
  • warenwet: product mag niet schadelijk zijn voor je gezondheid (-> controle door NVWA)

Deugdelijk product:
Een product dat bij normaal gebruik een redelijke tijd meegaat

Slide 4 - Tekstslide

Garantie:
  • de zekerheid dat een winkelier een product in orde maakt als daarmee binnen een bepaalde tijd iets mis is.
  • binnen EU: minimaal 2 jaar garantie op elektronische apparaten
  • let op: niet voor normale slijtage of fouten van jezelf!

Slide 5 - Tekstslide

1.4 Kom je uit met je geld?

Slide 6 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je weet wat voor soorten inkomens er zijn.
  • Je kunt een begroting maken van je inkomsten en uitgaven.
  • Je kunt bedragen omrekenen van week naar maand en omgekeerd.

Slide 7 - Tekstslide


Welke soorten inkomen ken je?

Slide 8 - Woordweb

Soorten inkomen
  • Inkomen = geld dat je als persoon of als gezin ontvangt.
  • Verschillende vormen:
  • Loon
  • Winst 
  • Uitkering
  • Zakgeld of Kleedgeld


Slide 9 - Tekstslide

Loon of salaris

Als je werkt voor een baas.

Slide 10 - Tekstslide

Winst


Als je een eigen bedrijf hebt en winst maakt is dat je inkomen. 

Slide 11 - Tekstslide

Uitkering


Geld dat je van de overheid krijgt omdat je bijvoorbeeld niet meer kunt werken.


Slide 12 - Tekstslide

Zakgeld of Kleedgeld


=>krijg je meestal van je ouders 

Slide 13 - Tekstslide

Uitkomen met je geld
Begroting maken:

Overzicht van verwachte inkomsten en uitgaven.

Slide 14 - Tekstslide

Begroting
Begroting
Een overzicht van je verwachte inkomsten en uitgaven voor de komende periode.
Budgetteren
Zorgen dat je uitgaven niet hoger worden dan je inkomsten, want je wilt geen geld tekort komen.

Slide 15 - Tekstslide

Omrekenen van week naar maand

Slide 16 - Tekstslide

1 jaar heeft .....??...... dagen

1 jaar heeft .....??...... weken

1 jaar heeft ....??...... kwartalen

1 kwartaal heeft ...??......... maanden

Slide 17 - Tekstslide

Stel:


  • Je krijgt € 6,= zakgeld per week
  • Hoeveel krijg je dan per maand (reken maar even uit...)

Slide 18 - Tekstslide

Rekenregel bij omrekenen week  - jaar - maand:

ALTIJD EERST OMREKENEN NAAR PER JAAR!!!!!

  • € 6 per week
  • € 6 x 52 = € 312 per jaar
  • € 312 : 12 = € 26,= per maand


Slide 19 - Tekstslide

0

Slide 20 - Video

Reserveren
  • geld apart leggen voor  toekomstige (meestal incidentele) uitgaven
  • Formule => Benodigd bedrag: aantal jaren = reserveren per jaar
  • Voorbeeld: Ik wil een nieuwe tv over drie jaar. Deze kost € 699. Hoeveel geld moet ik per maand reserveren?
  1. € 699 : 3 =  € 233 reserveren per jaar
  2. € 233 : 12 = € 19,42 reserveren per maand

Slide 21 - Tekstslide

Rekenen met reserveren
Formule => Benodigd bedrag: aantal jaren = reserveren per jaar

Voorbeeld: Ik wil een nieuwe tv over drie jaar. Deze kost € 699. Hoeveel geld moet ik per maand reserveren?
€ 699 : 3 = € 233 reserveren per jaar
€ 233 : 12 = € 19,42 reserveren per maand

Slide 22 - Tekstslide

Leren: 1.1 + 1.2 + 1.3 + 1.4

maken:
Hoofdstuk 1 paragraaf 1.4

Mocht je vragen hebben over H1, stel ze deze les. 

8 december: Toets Hoofdstuk 1

Huiswerk 1 december 2020

Slide 23 - Tekstslide

Zelf aan de slag
Basis:
Lezen: Paragraaf 1.4. Kom je uit met je geld? blz. 26 t/m 28
Maken: de vragen 52 tot en met 60 


Kader:
Lezen: Paragraaf 1.4. Kom je uit met je geld? blz. 26 t/m 28
Maken: de vragen 52 tot en met 60 



rood = Iedereen is stil aan het werk
  

oranje = Je mag de docent een vraag stellen


groen = Je mag met elkaar fluisterend 
overleggen

Slide 24 - Tekstslide

Leerdoelen behaald?
  • Je weet wat voor soorten inkomens er zijn.
  • Je kunt een begroting maken van je inkomsten en uitgaven.
  • Je kunt bedragen omrekenen van week naar maand en omgekeerd.

Slide 25 - Tekstslide