1.4 Kom je uit met je geld?

1.4 Kom je uit met je geld? 
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

1.4 Kom je uit met je geld? 

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik les 1.3

Slide 2 - Tekstslide

Waar staat dat een product niet schadelijk mag zijn voor je gezondheid?
A
NVWA
B
Consumentenbond
C
Warenwet
D
Rijksoverheid

Slide 3 - Quizvraag

Wat is een deugdelijk product?
A
Het product moet bij normaal gebruik een redelijke tijd kunnen functioneren.
B
Ander woord voor garantie.
C
Het product moet 'deugen' (je moet er een goed gevoel bij hebben).

Slide 4 - Quizvraag

Wat betekent garantie (zonder boek!)?
A
Er wordt gegarandeerd dat het product goed is.
B
De zekerheid dat een winkelier een product in orde maakt als daarmee binnen een bepaalde tijd iets mis mee is.

Slide 5 - Quizvraag

1.4 Kom je uit met je geld? 
Deze les leer je:
  • Je weet wat voor soorten inkomens er zijn;
  • Je kunt bedragen omrekenen van week naar maand en omgekeerd;
  • Je weet welke drie groepen uitgaven er zijn;
  • Je kunt een begroting van je inkomsten en uitgaven opstellen;
  • Je kunt berekenen hoeveel geld je per maand moet reserveren.

Slide 6 - Tekstslide

Hoe verdien/krijg jij je geld?

Slide 7 - Woordweb

1.4 Kom je uit met je geld? 
Soorten inkomens:

  1. Uit arbeid - Loon of salaris (-> als je werkt);
  2. Uit bezit- Winst (-> als je een eigen bedrijf hebt);
  3. Een uitkering (-> als je arbeidsongeschikt of werkloos bent).
inkomen:
geld dat je als persoon of als gezin ontvangt

Slide 8 - Tekstslide

3 soorten uitgaven:
Waaraan geef je je geld uit???
Soorten uitgaven:
  • Huishoudelijke uitgaven
de alledaagse uitgaven voor je huishouden. (dagelijkse uitgaven)
  • vaste lasten
de uitgaven die je met een vaste regelmaat moet betalen

  • incidentele uitgaven
meestal grote uitgaven die je niet zo vaak doet en niet met een vaste regelmaat
Druk op de oogjes!

Slide 9 - Tekstslide

1.4 Kom je uit met je geld? 
Rekenregel bij omrekenen week  - jaar - maand:

ALTIJD EERST OMREKENEN NAAR BEDRAG/AANTAL PER JAAR!

Slide 10 - Tekstslide

1.4 Kom je uit met je geld? 
Ik doe het voor...


  • Je krijgt € 5,- zakgeld per week;
  • Hoeveel krijg je dan per maand?

Slide 11 - Tekstslide

1.4 Kom je uit met je geld? 
Wij doen het samen...


  • Je krijgt € 7,25 zakgeld per maand;
  • Hoeveel krijg je dan per week?

Slide 12 - Tekstslide

1.4 Kom je uit met je geld? 
Jullie doen het samen...


  • Je krijgt € 8,- zakgeld per week;
  • Hoeveel krijg je dan per maand?

Slide 13 - Tekstslide

Je krijgt €500,- zakgeld per jaar. Hoeveel krijg je dan per maand?

Slide 14 - Open vraag

Reserveren
  • Reserveren = geld aan de kant leggen voor  toekomstige uitgaven
  • Formule => nieuwprijs : aantal jaren = reserveren per jaar
  • Voorbeeld: Ik wil een nieuwe tv over drie jaar. Deze kost € 699. Hoeveel geld moet ik per maand reserveren?
  1. € 699 : 3 =  € 233 reserveren per jaar
  2. € 233 : 12 = € 19,42 reserveren per maand

Slide 15 - Tekstslide

Reserveren

Slide 16 - Tekstslide

Huiswerk
Opdracht 43 t/m 55.

Week 39 (dag dat wij ECO hebben): PW H1!
  • Leer de blauwe onderdelen uit je hoofd;
  • Leer de groene onderdelen en maak oefenopdrachten;
  • Noordhoff/Quizlet (alleen begrippen!);
  • HUISWERK: oefentoets (blz. 29). Uitwerkingen mail ik!

Slide 17 - Tekstslide