§7.1 Van beschrijving naar formule

§7.1 Van beschrijving naar formule 
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

§7.1 Van beschrijving naar formule 

Slide 1 - Tekstslide

H2A - Z.S. 
Hoe?
Zelfstandig 
Hoe lang?
±15 minuten
Wat?
Weektaak 12:
VK H3: V1 t/m V5,V7,V9
§3.1: 1 t/m 5


Klaar?
Nakijken 

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel
Aan het einde van de les kun je bij een verhaalsom een woordformule opstellen. 

Slide 3 - Tekstslide

Van tekst naar een woordformule 
In een woordformule staat op een korte en handige manier hoe je iets berekent. 
  • Het is een regel in woorden met wiskundige symbolen.
  • Een formule heeft altijd twee onbekende. 
Algemene vorm woordformule:
Uitkomst= ... + ... x aantal 


Slide 4 - Tekstslide

Van tekst naar een woordformule 







Bijvoorbeeld:       huurprijs fiets = 5 + 2 x aantal uren
                               

Let op je uitwerking en de notatie! 
In een woordformule staat op een korte en handige manier hoe je iets berekent. 
  • Het is een regel in woorden met wiskundige symbolen.
  • Een formule heeft altijd twee onbekende. 
Algemene vorm woordformule:
Uitkomst= ... + ... x aantal 


Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Een woordformule opstellen waarmee je het aantal lucifer kunt berekenen als je het nummer van het patroon kent

Slide 7 - Tekstslide

Een woordformule opstellen waarmee je het aantal lucifer kunt berekenen als je het nummer van het patroon kent
patroonnummer
1
2
3
4
aantal lucifers 

Slide 8 - Tekstslide

Een woordformule opstellen waarmee je het aantal lucifer kunt berekenen als je het nummer van het patroon kent
patroonnummer
1
2
3
4
aantal lucifers 
4
7
10
13

Slide 9 - Tekstslide

het maakt niet uit hoeveel m2 er nodig is, die 25 euro is éénmalig!
Kosten =  aantal m2 x ? + 25

Slide 10 - Tekstslide

Elke m2 
die je koopt 
kost je 15 euro!
Kosten =  aantal m2 x 15 + 25

Slide 11 - Tekstslide

In een zwembad wordt veel water verbruikt. Voor het water betaalt het zwembad aan het waterleidingbedrijf €1,60 per m3. Daar bovenop komt nog een vast bedrag van €25,- per maand.

Schrijf de formule op voor de totale kosten.

Slide 12 - Open vraag

Aanpak: Hoe maak ik een formule bij een beschrijving? 
1. Bereken eerst voor een aantal getallen de uitkomst. 
2. Schrijf de regel in woorden op. 
3. Schrijf de bijbehorende formule op. 

Slide 13 - Tekstslide

Een bezoek aan een attractiepark kost geld. De entree is 15 euro en elke attractie kost 2,50 euro.

Maak een formule om het totale bedrag uit te rekenen dat je kwijt bent bij een bepaald aantal attracties.

Slide 14 - Open vraag

Aanpak: Hoe maak ik een formule bij een beschrijving? 
1. Bereken eerst voor een aantal getallen de uitkomst. 
2. Schrijf de regel in woorden op. 
3. Schrijf de bijbehorende formule op. 
Uitwerking:
1. Bij 4 attracties 4 x 2,50 + 15 = 25 euro 
   Bij 6 attracties 6 x 2,50 + 15 = 30 euro 
2. Het aantal attracties keer 2,50 plus 15 is het totale bedrag.
3.  aantal attracties x 2,50 + 15 = totale bedrag

Slide 15 - Tekstslide

H1A - Z.S. 
Hoe?
Zelfstandig 
Hoe lang?
Tot de instructie van H2A. 
±15 minuten

Wat?
Weektaak 12: 
VK H7: V1, V3, V5  
§7.1: 3, 5, 7, 8
Klaar?
Weektaak nakijken 

Slide 16 - Tekstslide