Paragraaf 3.3, Woordformule, C2B, L23

Welkom C2B!
Woordformules
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom C2B!
Woordformules

Slide 1 - Tekstslide

woordformules

Slide 2 - Woordweb

Woordformule
  • Formule met woorden.
  • Hiermee kunnen we rekenen.
  • Voorbeeld:
  •  Bedrag dat betaald moet worden.
  •  Lengte van een kaars berekenen.  
  •  Totale opbrengst 

Slide 3 - Tekstslide

Woordformule
Als je gaat bowlen moet je betalen voor de baanhuur bijvoorbeeld 22 euro. Een drankje kost 2,50. Met deze gegevens kan je een woordformule maken. 

Slide 4 - Tekstslide

Woordformule
Als je gaat bowlen moet je betalen voor de baanhuur bijvoorbeeld 22 euro. Een drankje kost 2,50. Met deze gegevens kan je een woordformule maken. 
Deze is dan als volgt:
bedrag= baanhuur + 2,50 x aantal drankjes

Slide 5 - Tekstslide

Woordformule
Als je gaat bowlen moet je betalen voor de baanhuur bijvoorbeeld 22 euro. Een drankje kost 2,50. Met deze gegevens kan je een woordformule maken. 
Deze is dan als volgt:
bedrag= 22 + 2,50 x aantal drankjes

Slide 6 - Tekstslide

Rekenen met woordformule.
bedrag= 22 + 2,50 x aantal drankjes
Wat moet je betalen als je:
4 drankjes hebt gedronken.
10 drankjes hebt gedronken.
7 drankjes hebt gedronken. 

Slide 7 - Tekstslide

De woordformule is...
A
Aantal attracties x 2,50 + 15 = het totale bedrag
B
Aantal attracties x 15 + 2,50 = het totale bedrag

Slide 8 - Quizvraag

Woordformule
verdiensten in euro's = 5,50 + 0,75 x aantal kg
Hoeveel verdien je bij 10 kg?

A
7,50 euro
B
5,50 euro
C
13,00 euro
D
2 euro

Slide 9 - Quizvraag

Aan de slag, blz.100
Maak de volgende opgaven:
45+46+47

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Controleer je huiswerk

Slide 14 - Tekstslide

blz.99

Slide 15 - Tekstslide

blz.100

Slide 16 - Tekstslide

Huiswerk
blz.101   L4   a+b

Slide 17 - Tekstslide