Zintuigen

De zintuigen
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
WereldoriëntatieLezen+3BasisschoolGroep 7,8

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Introductie

We hebben ook organen aan de buitenkant van ons lichaam. Met deze organen kunnen we waarnemen. Bijvoorbeeld door te proeven, ruiken of voelen. Deze organen noemen we de zintuigen.

Onderdelen in deze les

De zintuigen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onze zintuigen: wat zijn jouw ervaringen?
Ga in tweetallen tegenover elkaar staan. Bespreek samen de vragen:

  • Heb jij weleens iets geproefd wat je heel lekker/niet lekker vond smaken?
  • Heb jij weleens iets gezien wat je echt heel mooi/niet mooi vond?
  • Heb jij weleens iets geroken wat je heel lekker/niet lekker vond ruiken?
  • Heb jij weleens iets gevoeld wat je heel lekker/niet lekker vond voelen?
  • Heb jij weleens iets gehoord wat je prettig/niet prettig vond om te horen?

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vragenmuur
Wat zou jij willen weten over 
je zintuigen? Schrijf jouw vragen op en plak ze op de vragenmuur!

Slide 3 - Tekstslide

Eigen leervragen
De leerlingen formuleren eigen leervragen over het onderwerp. De vragen worden opgeschreven op een papiertje en op de vragenmuur geplakt. Zodra een vraag is beantwoord, wordt hij verplaatst naar de weetmuur.
Wereldoriëntatie

Na deze les:
  • kan ik vertellen welke vijf zintuigen mensen hebben en welke functie de zintuigen hebben.
  • kan ik vertellen hoe de informatie van de zintuigen aan de hersenen wordt doorgegeven.
  • kan ik enkele overeenkomsten met en verschillen tussen menselijke en dierlijke zintuigen benoemen. 
Dit ga je leren
Woordenschat

  • Na deze les begrijp ik de belangrijke woorden die met zintuigen te maken hebben. 
Taal

  • Na deze les kan ik een proefje uitvoeren door de handelingen die in een instructieve tekst staan beschreven stap voor stap uit te voeren en kan ik mijn bevindingen noteren in een kort onderzoeksverslag.

Slide 4 - Tekstslide

Lesdoelen
Bespreek de lesdoelen met uw leerlingen.
Verdiepende tekst

Lees de tekst en arceer 
de woorden die je nog niet goed begrijpt. 

Arceer in ieder geval: 
  • de zintuigen
  • waarnemen
  • het hoornvlies
  • de pupil
  • het netvlies
  • het slijmvlies
  • de smaakpapillen
  • de trillingen
  • de oorschelp
  • de gehoorgang
  • het trommelvlies
  • de zenuwen

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Woordenschat
eten
het ontbijt
de lunch
het diner
Ga met behulp van de hulpkaart op zoek naar de betekenis van de woorden die jij hebt gearceerd. 
Weet je de betekenis nog niet? Schrijf de betekenis voor jezelf op. Horen er woorden bij elkaar? Maak dan een woordparaplu, -kast of -trap.
groot
klein
muis
olifant
Hulpkaart
woordparaplu
woordtrap
woordkast

Slide 6 - Tekstslide

Woordenschat
Bespreek de belangrijke woorden met uw leerlingen. De hulpkaart kan helpen om achter de betekenis van de woorden te komen. In hun logboek noteren de leerlingen de betekenis van de woorden die ze nog niet kenden.
Mensen hebben vijf zintuigen. Kunnen jullie ze benoemen?
Gelukt? Fijn,  laten we dan uitzoeken hoe ze precies werken!

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Heb jij de tekst goed begrepen? Test je kennis!
Hoe kunnen we zien? Bekijk het filmpje en zet
de werking van het oog in de juiste volgorde.
Kijk hier de video!
1
2
3
4
5
Licht weerkaatst op een voorwerp richting ons oog.
Het licht komt binnen door het  hoornvlies en de pupil.
Licht wordt door het hoornvlies en de lens als een klein en scherp maar omgekeerd beeld op het netvlies geprojecteerd.
Het licht activeert de staafjes en de kegeltjes in het netvlies en deze geven een signaal door aan de oogzenuw. 
De oogzenuwen geven de signalen door aan de hersenen. Daar wordt het beeld weer recht gezet en herkend. 

Slide 8 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Heb jij de tekst goed begrepen? Test je kennis!
Is de uitspraak WAAR of NIET WAAR?
Slepen maar!
Werk samen in tweetallen. Bekijk elkaars pupillen. Vraag of jullie juf of meester de lamp aan/uit doet. Zien jullie verschil?
De pupil wordt groter bij weinig licht en kleiner bij veel licht.

Slide 9 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Heb jij de tekst goed begrepen? Test je kennis!
Zo ziet je oor er van binnen uit! 
Sleep de woorden naar de juiste plek. 
Wist je trouwens dat je beter geen wattenstaafje kunt gebruiken om je oren schoon te maken? Je denkt misschien dat je je oor schoonmaakt, maar eigenlijk duw je het oorsmeer dieper je oren in.
Kijk hier de video!
trommelvlies
gehoorgang
slakkenhuis
gehoorbeentjes
oorschelp

Slide 10 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Heb jij de tekst goed begrepen? Test je kennis!
Hoe kunnen we proeven? Bekijk het filmpje en zet de
werking van het smaakzintuig in de juiste volgorde.
Kijk hier de video!
1
2
3
4
5
De hersenen vertalen de prikkel naar een smaak. 
Smaakdeeltjes komen in de smaakpapil terecht.  
De smaakzenuw geeft de prikkel door aan de hersenen. 
In de smaakpapil zitten smaakcellen met haartjes. De haartjes krijgen een prikkel van de smaakdeeltjes. 
Haartjes sturen de prikkel door naar de smaakzenuw. 

Slide 11 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

.
Welke smaken kunnen we onderscheiden?
Heb jij de tekst goed begrepen? Test je kennis!
Kunnen jullie voorbeelden noemen van iets wat zoet, zuur, bitter of zout smaakt? Misschien durven jullie iets te proeven?

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

.
Stel: je vader laat een scheet. Kun je
uitleggen hoe het komt dat je dit kunt ruiken?  
Heb jij de tekst goed begrepen? Test je kennis!
Kijk hier de video!
Kijk hier de video!
Kijk hier de video!
Kijk hier de video!
Kijk hier de video!

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Heb jij de tekst goed begrepen? Test je kennis!
Met je reukzintuig kan je geuren ruiken. 
Waar zit je reukorgaan eigenlijk? 
A
In het gedeelte van je neusvleugels.
B
Bovenin je neus, onder je ogen.

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Heb jij de tekst goed begrepen? Test je kennis!
Is de uitspraak WAAR of NIET WAARIn je opperhuid
zitten tastcellen die ervoor zorgen dat 
je kan voelen.  
Kijk hier de video!
Kijk hier de video!
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

.
Hoe werkt het tastzintuig? Leg het in je eigen woorden uit. 
Heb jij de tekst goed begrepen? Test je kennis!

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Verwerkingsopdracht
Welke overeenkomsten met en verschillen tussen menselijke en dierlijke zintuigen heb jij ontdekt? Kun je ook nog andere voorbeelden bedenken? Maak in tweetallen een venn-diagram in je projectschrift!
zintuigen bij de mens
zintuigen bij dieren
overeenkomsten

Slide 18 - Tekstslide

Verwerkingsopdracht
Verwerkingsopdracht
Je gaat straks een onderzoeksverslag schrijven van een proefje rondom zintuigen. Maar hoe doe je dat eigenlijk? Geen paniek, ik help je er stap voor stap doorheen! Laten we eerst naar een proefje kijken. Tijdens het kijken stel ik vragen. Schrijf je mee in je projectschrift?

Slide 19 - Tekstslide

Verwerkingsopdracht
5

Slide 20 - Video

Deze slide heeft geen instructies

00:16
.
Boy gaat een proefje doen. Wat is zijn onderzoeksvraag, denk je?

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

00:38
.
Hoe heeft Boy die letters in de schaal met water gekregen, denk je? Maak de zin af: Ik verwacht dat ... 

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

01:23
.
Hoe voert Boy de proef uit? Schrijf de stappen op. 

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

02:12
Wann .Olie meng Olie is
Wat gebeurt er tijdens de proef en waarom? Wat zie je? Probeer het in een paar zinnen uit te leggen. 

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

02:12
.
Klopte jouw voorspelling?
Wat was hetzelfde? Wat was anders? 
A
Ja, ...
B
Nee, ....

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Conclusies
  • Voor, tijdens en na het doen van een proefje stel je jezelf allerlei vragen en is het handig om aantekeningen te maken. Dat doe je in een onderzoeksverslag. 
  • In het onderzoeksverslag staat duidelijk beschreven welk onderzoek gedaan wordt (onderzoeksvraag), wat jij denkt dat het resultaat gaat zijn (voorspelling), hoe het proefje verloopt (wat gebeurt er, wat zie je) en de uitkomst. 
  • Het proefje is te zien in een instructieve video of te lezen in een instructieve tekst.  De schrijver wil je uitleggen hoe je het proefje stap voor stap moet uitvoeren, zodat je het uiteindelijk zelf kunt doen. Hij gebruikt veel werkwoorden (doe, pak, ..) en signaalwoorden die een volgorde aangeven (eerst, daarna, vervolgens, ...)
Conclusies

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
  • Wat ga ik onderzoeken? 

  • Wat verwacht ik? 

  • Hoe voer ik mijn proef uit?

  • Wat gebeurde er?

  • Was mijn verwachting juist?

  • Waarom is dit zo?


Het onderzoeksverslag
In je groepje voeren jullie een proef uit. Van de juf of meester krijg je de uitleg van een proefje die past bij één van de zintuigen. 

Voor, tijdens en na het uitvoeren ervan maak je aantekeningen in je projectschrift. 

Schrijf de zinnen hiernaast over en zorg dat er voldoende ruimte is om je antwoorden op te schrijven. 
De proefjes staan als pdf in het lesplan. Jouw juf of meester print de proefjes voor je. Voor sommige proefjes heb je materialen nodig.
timer
25:00

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Feedback en evaluatie
timer
25:00
Wissel je onderzoeksverslag uit met een klasgenoot die een andere proef heeft uitgevoerd. 

Is het onderzoeksverslag duidelijk?
Zijn de voorspelling, de stappen en de uitkomst helder opgeschreven?
Is beschreven hoe het komt dat dit de uitkomst van de proef was? 
Praat vervolgens klassikaal na.
Draai aan het rad voor evaluatievragen!

Slide 28 - Tekstslide

Verwerkingsopdracht
Wereldoriëntatie

  • Ik kan vertellen welke vijf zintuigen mensen hebben en welke functie de zintuigen hebben.
  • Ik kan vertellen hoe de informatie van de zintuigen aan de hersenen wordt doorgegeven.
  • Ik kan enkele overeenkomsten met en verschillen tussen menselijke en dierlijke zintuigen benoemen. 
Terugkoppeling lesdoelen
Woordenschat

  • Ik begrijp de belangrijke woorden die met zintuigen te maken hebben. 
Taal

  • Ik kan een proefje uitvoeren door de handelingen die in een instructieve tekst staan beschreven stap voor stap uit te voeren en kan ik mijn bevindingen noteren in een kort onderzoeksverslag.
Schrijf in je projectschrift wat jij hebt geleerd. Staat je onderzoeksverslag er ook in?

Slide 29 - Tekstslide

Terugkoppeling lesdoelen
Bespreek de lesdoelen met uw leerlingen. Hebben zij de lesdoelen behaald?
Vragenmuur & Weetmuur
  • Welke vragen zijn al beantwoord? Verplaats deze naar de weetmuur. 
  • Op welke vragen hoop je de volgende les antwoord te krijgen? 
  • Zijn er tijdens deze les nieuwe vragen in je opgekomen?

Slide 30 - Tekstslide

Vragenmuur & weetmuur
Bekijk samen met de leerlingen de vragenmuur. Zijn er al vragen beantwoord? Verplaats die vragen naar de weetmuur. Zijn er tijdens deze les nieuwe vragen ontstaan?
              Tot de volgende keer!

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies