Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord

bijvoegelijk gebruikt voltooid deelwoord
bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpellingBasisschoolGroep 7,8

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

bijvoegelijk gebruikt voltooid deelwoord
bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(stranden) De ............ reiziger
A
Gestrandde
B
strandende
C
gestranden
D
gestrande

Slide 3 - Quizvraag

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(redden) De ...... zwemmer
A
redde
B
geredde
C
gerede
D
verredde

Slide 4 - Quizvraag

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(maaien) Het ............... gras
A
vermaaide
B
gemaaidde
C
gemaaide
D
gemaaiden

Slide 5 - Quizvraag

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(vluchten) De ............... dief
A
gevluchte
B
gevluchtte
C
gevluchten
D
gevluchtten

Slide 6 - Quizvraag

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(verzinnen) Het ............ verhaal
A
verzonnen
B
verzonne
C
verzonde
D
verzonden

Slide 7 - Quizvraag

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
De [slijpen] ......................... potloden liggen in het bakje.
A
geslopen
B
gesleept
C
geslepen
D
gesleepen

Slide 8 - Quizvraag

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
Vader kijkt naar het [verven] .............................. huisje.
A
geverfden
B
gevervde
C
vervende
D
geverfde

Slide 9 - Quizvraag

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
De kinderen lachen om het [tekenen] ..................... figuurtje.

A
getekende
B
getekent
C
getekend
D
getekenden

Slide 10 - Quizvraag

Lees dit voor jezelf nog eens goed door!
Maak daarna de volgende openvragen en volg de stapjes.

Slide 11 - Tekstslide

Vul de juiste vorm van het bijvoeglijk voltooid deelwoord in:

de [bekladden] ......... bus

Slide 12 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het bijvoeglijk voltooid deelwoord in:

de [verraden] ........... dader

Slide 13 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het bijvoeglijk voltooid deelwoord in:

de [berichten] ......... politie

Slide 14 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het bijvoeglijk voltooid deelwoord in:

de [verwachten] ........... straf

Slide 15 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het bijvoeglijk voltooid deelwoord in:

de [verplichten] ......... taakstraf

Slide 16 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het bijvoeglijk voltooid deelwoord in:

de [bevrijden] .............. egel

Slide 17 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het bijvoeglijk voltooid deelwoord in:

de [handhaven] ............ wet

Slide 18 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het bijvoeglijk voltooid deelwoord in:

de [bereiden] .... maaltijd

Slide 19 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het bijvoeglijk voltooid deelwoord in:

het [braden] .......... vlees

Slide 20 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het bijvoeglijk voltooid deelwoord in:

de [bevrijden] ........... kat

Slide 21 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het bijvoeglijk voltooid deelwoord in:

Ik lust geen [koken] ...................................... groenten.

Slide 22 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het bijvoeglijk voltooid deelwoord in:

De kinderen zoeken naar het [verstoppen] ......................... cadeau.

Slide 23 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het bijvoeglijk voltooid deelwoord in:

Liesje brengt het [lezen] ............. boek terug naar de bibliotheek.


Slide 24 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het bijvoeglijk voltooid deelwoord in:

Tante kijkt naar het [verkopen] ..................................... huis.


Slide 25 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het bijvoeglijk voltooid deelwoord in:

[stelen]........................................ spullen mag je niet verkopen.


Slide 26 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het bijvoeglijk voltooid deelwoord in:

De soldaten staan voor de [vernielen]..................................... brug.

Slide 27 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het bijvoeglijk voltooid deelwoord in:

In de lente staat de wei vol met [scheren] ....................... schapen.

Slide 28 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het bijvoeglijk voltooid deelwoord in:

Het winkelmeisje doet de [betalen] ........................ trui in een tasje.

Slide 29 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het bijvoeglijk voltooid deelwoord in:

Kees vindt het [aanbranden]..................................... eten niet lekker.


Slide 30 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het bijvoeglijk voltooid deelwoord in:

De kleuter laat de [bekrassen]..................................... tekening aan de juf zien.



Slide 31 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het bijvoeglijk voltooid deelwoord in:

Met een [breken] ............................... ei kun je mij niet blij maken.



Slide 32 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het bijvoeglijk voltooid deelwoord in:

Els reed naar huis met haar (plakken)........................................ band.




Slide 33 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het bijvoeglijk voltooid deelwoord in:

Rol die [kleuren] ........................... ballen even van de tafel.




Slide 34 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het bijvoeglijk voltooid deelwoord in:

In het ziekenhuis ligt het vol met [besmetten] .............. mensen.




Slide 35 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het bijvoeglijk voltooid deelwoord in:

Aan de waslijn hangen je [wassen] ......................... kleren.



Slide 36 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het bijvoeglijk voltooid deelwoord in:

Jan lacht om de [mislukken] .................................... poging.



Slide 37 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het bijvoeglijk voltooid deelwoord in:

Henk wilt zijn (ruilen) ................................. speelgoed terug.




Slide 38 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het bijvoeglijk voltooid deelwoord in:

De eekhoorn is zijn [verstoppen]......................... eikeltjes kwijt.





Slide 39 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het bijvoeglijk voltooid deelwoord in:

Ik lust wel een [braden] ............. haantje.




Slide 40 - Open vraag

Bij de volgende vragen ga je opzoek na de juiste zin.
 
Ook hier is het een kwestie van goed lezen.

Slide 41 - Tekstslide

Welke zin is juist?
A
De gekookte tomatensaus was erg lekker.
B
De gekokte tomatensaus was erg lekker.

Slide 42 - Quizvraag

Welke zin is juist?
A
De gereeden kilometers worden vergoed.
B
De gereden kilometers worden vergoed.

Slide 43 - Quizvraag

Welke zin is juist?
A
Het gemaaide gras ziet er goed uit.
B
De vermistte man is gevonden.

Slide 44 - Quizvraag

Welke zin is juist?
A
De gekozen president gaf een toespraak.
B
De gebakke aardappels smaken heerlijk.

Slide 45 - Quizvraag

Welke zin is juist?
A
De dichtgeklaptte laptop staat op tafel.
B
De dichtgeklapte laptop staat op tafel.

Slide 46 - Quizvraag

Welke zin is juist?
A
Het bedorven vlees ligt in de koelkast.
B
De opgelosde puzzel sturen wij op.

Slide 47 - Quizvraag

Welke zin is juist?
A
De opgeknaptte stad is prachtig geworden.
B
De verwoeste stad ziet er treurig uit.

Slide 48 - Quizvraag

Je bent klaar met de les.

Heb je nog tijd over pak je je leesboek!

Slide 49 - Tekstslide