les 9 en 10: bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord

infinitief
Ik kan een bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord herkennen
Ik kan een bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord op de juiste manier schrijven
Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord: hoe te herkennen en hoe schrijven?
Nederlands
les 1: bladzijde opdracht  14 en 15
les 2: bladzijde opdracht 16 en17
Extra oefening? Maak  opdracht 18 en 19
Hebben we alle doelen behaald?
Afmaken
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

infinitief
Ik kan een bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord herkennen
Ik kan een bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord op de juiste manier schrijven
Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord: hoe te herkennen en hoe schrijven?
Nederlands
les 1: bladzijde opdracht  14 en 15
les 2: bladzijde opdracht 16 en17
Extra oefening? Maak  opdracht 18 en 19
Hebben we alle doelen behaald?
Afmaken

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen

Ik kan een bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord herkennen
Ik kan een bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord op de juiste manier schrijven

Slide 2 - Tekstslide

Het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord

Klinkt moeilijker dan het is!

Slide 3 - Tekstslide

Regels
1. Je schrijft het zo kort mogelijk
Uitzondering zijn de werkwoorden waarvan het voltooid deelwoord eindigt op -en, zoals braden (heeft gebraden), schieten (heeft geschoten) of bijten (heeft gebeten). In dat geval schrijf je het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord precies hetzelfde als het voltooid deelwoord

Slide 4 - Tekstslide

Voorbeelden

Braden --> heeft gebraden --> de gebraden kip
Schieten --> heeft geschoten --> het aangeschoten wild
Bijten --> heeft gebeten-->  de gebeten hond

Slide 5 - Tekstslide

Een voorbeeld: 
Mats heeft het cadeau ingepakt

Mats geeft het ingepakte cadeau aan de juf. 

Slide 6 - Tekstslide

Vragen?

Slide 7 - Tekstslide

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(redden) De ...... zwemmer
A
redde
B
geredde
C
gerede
D
verredde

Slide 8 - Quizvraag

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(stranden) De ............ reiziger
A
Gestrandde
B
strandende
C
gestranden
D
gestrande

Slide 9 - Quizvraag

Kies het goed geschreven voltooid deelwoord
(schrobben)De hele vloer is ...........

A
Geschrobt
B
Geschrobd
C
Verschrobt
D
Verschrobd

Slide 10 - Quizvraag

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(verwoesten) De ................. huizen
A
vewoestten
B
verwoeste
C
verwoesde
D
verwoesdden

Slide 11 - Quizvraag

De (verven) kast
A
geverfde
B
geverfden

Slide 12 - Quizvraag

De (schrijven) brief
A
geschreven
B
geschreve

Slide 13 - Quizvraag

De goed (maken) oefening
A
gemaakten
B
gemaakte

Slide 14 - Quizvraag

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(schrikken) De .............. kinderen.

Slide 15 - Open vraag

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(maaien) Het ............... gras.

Slide 16 - Open vraag

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(maken) De ....... afspraak.

Slide 17 - Open vraag

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(schrikken) De .............. kinderen.

Slide 18 - Open vraag

Aan het werk

les 1: opdracht 14 en 15
les 2: opdracht 16 en17


Extra oefening? Maak opdracht 18 en 19
timer
10:00

Slide 19 - Tekstslide