In 2025 vieren we de 13e editie van Poëzieweek, het grootste poëziefeest van Vlaanderen en Nederland. Van 30 januari tot 5 februari is er overal poëzie. Tijdens de Poëzieweek loop je overal in Vlaanderen en Nederland gedichten tegen het lijf: op school, in boekhandel en bibliotheek, op podia, sociale media of gewoon op straat. Het thema van dit jaar is 'lijfelijkheid'.
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Kenmerk proza/poëzie
Proza – doorlopende, verhalende tekst; een nieuwe regel begint als de volgende tekst vol is.
Poëzie – de regelscheiding is bewust aangebracht; deel van de tekst.
Slide 6 - Tekstslide
Poëzie
* veel gedichten rijmen, maar niet alle
* vaak gaan gedichten over gevoelens, maar niet altijd
Er is één overduidelijk en zeer opvallend verschil tussen een gedicht en een verhaal: de wijze waarop de bladzijde is gevuld.
Slide 7 - Tekstslide
Een dichtvorm is al heel oud. In vroege tijden (middeleeuwen) gaven rondtrekkende verhalenvertellers en liedjeszangers (troubadours) hun verhalen door op rijm. Een verhaal in de vorm van een gedicht konden zij, maar ook jij beter onthouden.
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Strofes en versvormen
Gedichten bestaan uit versregels. Daartussen staat een regel wit.
Bij verhalen spreken we van alinea's, bij liedjes van coupletten en bij gedichten van strofes. Er gelden geen regels waar dichters zich aan moeten houden. Gedichten kunnen dus een vrije vorm hebben.
Gedichten zonder vorm noem je vrije verzen.
Slide 10 - Tekstslide
vaste vorm
Sommige gedichten hebben een bepaalde strofeverdeling en een bepaald rijmschema. Het schema kun je bepalen door elke rijmklank aan het eind van een versregel een letter uit het alfabet te geven, te beginnen met de letter a. Elke nieuwe klank krijgt een nieuwe letter. Zie volgende slide.
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Voorbeelden vaste vorm
Limerick (komt uit Engeland): humoristisch gedicht van vijf regels met rijmschema aabba. De eerste regel eindigt meestal op een plaatsnaam en de laatste regel is altijd een verrassende uitspraak.
Sonnet: veertien regels verdeeld over vier strofen met bijvoorbeeld het rijmschema abab cdcd efe fgg.
Slide 13 - Tekstslide
Klassikaal zingen :-)
Er was eens een vrouw uit Abcoude 9 lettergrepen A
Die graag op wat kattenvoer kauwde. 9 lettergrepen A
Maar o wat een lol, 5 lettergrepen B
Na zes blikken vol, 5 lettergrepen B
Ze praatte niet meer, maar miauwde! 9 lettergrepen A
Slide 14 - Tekstslide
Klassikaal zingen :-)
Een zorglijke longarts uit Ede 9 lettergrepen A
had virussen altijd vermeden. 9 lettergrepen A
Maar zag toen ontzet: 5 lettergrepen B
computer besmet. 5 lettergrepen B
Van schrik is de man overleden. 9 lettergrepen A
Slide 15 - Tekstslide
Klassikaal zingen :-)
Een doedelzakspeler in Glasgow
die zei op een dag " wat is dat nou ?
mijn kilt die is zoek
en ik heb ook geen broek
nu speel ik straks bloot in de vrieskou
Slide 16 - Tekstslide
Klassikaal zingen :-)
Er was eens een neushoorn uit Assen
Die moest echt verschrikkelijk plassen.
Hij zocht een toilet,
Maar dat was bezet,
Nu moet hij zijn broek laten wassen
Slide 17 - Tekstslide
Sonnet
Definitie van sonnet. Een sonnet is een rijmend gedicht van 14 regels. In een sonnet zit meestal een wending. Deze wending zit vaak net over de helft of tegen het einde van het sonnet.
Slide 18 - Tekstslide
Enjambement, alliteratie en assonantie
Enjambement: in een gedicht breekt een dichter zinnen soms op grammaticaal onlogische plaatsen af. Dit noem je enjambement.
Doel: spanning opbouwen of de betekenis van een woorden benadrukken, doordat het door de zinsafbreking aan het eind of het begin van een versregel komt te staan.