Spelling 8 - 5_1_5

hanna welk houten instrument vind jij het mooist de cello de fagot of de gitaar vraag yassin
1 / 32
volgende
Slide 1: Open vraag
SpellingBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

hanna welk houten instrument vind jij het mooist de cello de fagot of de gitaar vraag yassin

Slide 1 - Open vraag

ik speel vanaf mijn zesde viool en doe dat al vijf jaar zegt hanna

Slide 2 - Open vraag

yassin vraagt word je later een professionele violist

Slide 3 - Open vraag

er moet dan nog wel veel geoefend worden roept hanna

Slide 4 - Open vraag

1e woord

Slide 5 - Open vraag

2e woord

Slide 6 - Open vraag

3e woord

Slide 7 - Open vraag

1e zin

Slide 8 - Open vraag

Meewerkend voorwerp

Slide 9 - Tekstslide

MEEWERKEND VOORWERP
Aan of voor

Aan wie of voor wie + gezegde + onderwerp?

Slide 10 - Tekstslide

De meester geeft een compliment aan de leerlingen.

Slide 11 - Open vraag

Ik heb bloemen meegenomen voor mijn oma.

Slide 12 - Open vraag

Ik geef de kinderen chips.

Slide 13 - Open vraag

Jan geeft zijn moeder een knuffel.

Slide 14 - Open vraag

ONDERWERP

Slide 15 - Tekstslide

ONDERWERP
Wie + PV?

Slide 16 - Tekstslide

De bejaarde buurman reageert altijd heel erg chagrijnig.

Slide 17 - Open vraag

PERSOONSVORM

Slide 18 - Tekstslide

PERSOONSVORM
Stap 0) Verdeel in korte zinnen
Maak de zin vragend.

Slide 19 - Tekstslide

Sonja zat hijgend op haar fiets, want ze was behoorlijk laat.

Slide 20 - Open vraag

LIJDEND VOORWERP

Slide 21 - Tekstslide

LIJDEND VOORWERP
Wie/wat + pv (gezegde) + onderwerp?

Slide 22 - Tekstslide

We hebben een gum gekregen.

Slide 23 - Open vraag

WERKWOORDELIJK GEZEGDE

Slide 24 - Tekstslide

WERKWOORDELIJK GEZEGDE
PV + alle werkwoorden in de zin

Slide 25 - Tekstslide

Ik moet vanmiddag nog heel veel doen.

Slide 26 - Open vraag

PERSOONLIJK VOORNAAMWOORD

Slide 27 - Tekstslide

PERSOONLIJK VOORNAAMWOORD

Woorden voor personen, zoals: 
hij, wij, jullie, ik

Slide 28 - Tekstslide

Hij heeft van zijn oma 10 euro gekregen.

Slide 29 - Open vraag

BEZITTELIJK VOORNAAMWOORD

Slide 30 - Tekstslide

BEZITTELIJK VOORNAAMWOORD

Bijvoeglijk naamwoord wat aangeeft van wie iets is.

Slide 31 - Tekstslide

Heeft hij jouw boek in het water gegooid?

Slide 32 - Open vraag