NK, Kap.9 Grammatik- Pers. vnw. 1e,3e,4e en voorzetsels 3e naamval

Kapitel 9 Neue Kontakte

  • das Personalpronomen
  • Präpositionen (=voorzetsels) mit dem Dativ (=met de 3e naamval)

1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Kapitel 9 Neue Kontakte

  • das Personalpronomen
  • Präpositionen (=voorzetsels) mit dem Dativ (=met de 3e naamval)

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lernziele
- Ik ken het persoonlijk voornaam- woord in de 1e en 3e naamval
- Ik ken de voorzetsels met de 3e naamval
- Ik kan het persoonlijk  voornaam-woord en de voorzetsels met de 3e naamval toepassen.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke
persoonlijke voornaamwoorden
in het Duits ken je al?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Welke
voorzetsels
in het Duits ken je al?

Slide 4 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

HERHALING:  Deze voorzetsels hebben de 4e naamval  
        

                                                                                    
                durch- door
                für - voor
                gegen - tegen
                ohne - zonder
                um  - om 
                bis - tot
                entlang - langs

                         
                                  

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een naamval ook al weer?
onderwerp
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
Naamval = zinsdeel

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De begrippen:
Personalpronomen
meewerkend voorwerp
onderwerp
lijdend voorwerp
persoonlijk voornaamwoord
3e naamval
1e naamval
4e naamval

Slide 7 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

1e naamval pers.vnw.       
ich  - ik                  
du   - jij                   
er    - hij                  
sie  - zij                  
es   - het                
wir  - wij                 
ihr   - jullie             
sie   - zij                  
Sie   - U                   
4e naamval pers. vnw.
mich     - mij
dich      - jou
ihn         - hem
sie         - haar
es          - het      
uns        - ons
euch     - jullie
sie         - hen
Sie        - U

Slide 8 - Tekstslide

Beispiel auf die Tafel schreiben:
Ohne den Lehrer verstehe ich das nicht.
Ohne ihn verstehe ich das nicht.
Aufgabe
Merke dir im folgenden Lied so viele Präpositionen (=voorzetsels), wie du kannst! 
Tipp: Es sind die ersten 7 Wörter!

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Welke voorzetsels met de 3e naamval heb je gehoord?

Slide 11 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Deze voorzetsels hebben de 3e naamval.
aus- uit
bei- bij
mit- met
nach- na, naar (bij landen/ steden/ richtingen
seit- sinds
von- van
zu- naar (bij personen)
außer- behalve
entgegen- tegen
gegenüber- tegenover



Slide 12 - Tekstslide

Voorzetsels over laten nemen in schrift.
1e naamval pers.vnw.       
ich  - ik                  
du   - jij                  
er    - hij                 
sie  - zij                 
es   - het                
wir  - wij                
ihr   - jullie             
sie   - zij                  
Sie   - U                  
3e naamval pers.vnw.
mir- mij
dir- jou
ihm-hem
ihr- haar
ihm- het
uns- ons
euch- jullie
ihnen- hun/hen 
Ihnen- U

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

overzicht persoonlijk voornaamwoord

Slide 14 - Tekstslide

Beispiel auf die Tafel schreiben:
Ich mache mit meinem Freund die Hausaufgaben.
Ich mache mit ihm die Hausaufgaben.

SCHEMA OVER LATEN NEMEN IN SCHRIFT!
mir
dir
ihr
ihm
uns
euch
Ihnen
ihnen
mij
jou
hem
ons
haar
jullie
u
hen/hun

Slide 15 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bei ...... (haar) gibt es immer Schokolade.

Slide 16 - Tekstslide

Voordoen.
Gehst du mit ...... (mij) ins Kino? 

Slide 17 - Tekstslide

Voordoen.
       Ich bekomme ein Kompliment  von         ..... (jou) .

Slide 18 - Tekstslide

Begeleide inoefening: Samen doen. 
Wir kommen gerne zu ...... (jullie) .

Slide 19 - Tekstslide

Begeleide inoefening: Samen doen. 
Ich bin gleich bei ...... (u)

A
Sie
B
ihr
C
Ihnen
D
ihm

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gehst du mit ..... (ons) ins Kino?
A
wir
B
uns
C
ihm
D
euch

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Heute Abend komme ich zu ....(jou)
A
dir
B
du
C
ihr
D
ihm

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Übersetze und ergänze die richtige Form.

Gehst du morgen (met hen) … ins Restaurant?
A
mit ihnen
B
zu euch
C
zu ihr
D
mit Ihnen

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Übersetze und ergänze die richtige Form.

Warum möchtest du (bij ons) … arbeiten?
A
bei ihr
B
nach mir
C
nach uns
D
bei uns

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Übersetze und ergänze die richtige Form.

(naar haar) Pia hat angerufen. Ich gehe ..........

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Übersetze und ergänze die richtige Form.

(jou) Was soll bloß aus … werden?

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Übersetze und ergänze die richtige Form.
(met mij) Warum hast du deinen Geburtstag nicht ..… gefeiert?


Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Übersetze und ergänze die richtige Form.

(van jullie) Es würde mich freuen ...… zu hören.

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

CHECK: Waar sta jij in de leerstof?
Ik kan het pers.vnw. en de voorzetsels toepassen.
Ik kan het pers.vnw. en de voorzetsels toepassen maar moet nog een beetje extra oefenen
Ik vind het nog lastig om het pers.vnw. en de voorzetsels toe te passen en heb hier nog extra uitleg bij nodig

Slide 29 - Poll

Kleine lesafsluiting.
Jetzt seid ihr dran!

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  1. Mache in deinem Arbeitsbuch auf  Seite 115 die Übung 19 individuell.  Benutze hierbei deine Notizen (=aantekeningen) in deinem Heft (=schrift). 
  2. Nach dieser Übung vergleichst du deine Antworten mit den Antworten deines Nachbarn. Habt ihr unterschiedliche (=verschillende) Antworten? Dann müsst ihr euch auf eine Antwort einigen.
                                                 
2.Mache auf diese Weise auch die Übungen 21 und 22 und vergleiche wieder.

 Braucht ihr Hilfe? Dann meldet euch!

Slide 31 - Tekstslide

Zelfstandige verwerking.
Rückblick Lernziele
- Ik ken het persoonlijk voornaam- woord in de 1e en 3e naamval
- Ik ken de voorzetsels met de 3e naamval
- Ik kan het persoonlijk  voornaam-woord en de voorzetsels met de 3e naamval toepassen.

Slide 32 - Tekstslide

Korte samenvatting/herhaling.
Geef met een smiley aan of je de leerdoelen van deze les hebt behaald.
😒🙁😐🙂😃

Slide 33 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Exit ticket

1. Benoem twee dingen die je tijdens deze les geleerd hebt.
2. Benoem één ding m.b.t. deze grammatica dat je nog wilt leren.
3. Benoem één vraag m.b.t. deze grammatica die je de volgende keer beantwoord wilt hebben.

Slide 34 - Open vraag

Exit ticket
Tschüss :)

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies