5V Test Grammatik A Kapitel 1 Zwakke werkwoorden o.t.t., o.v.t., v.t.t.

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 5

5V Test

Kapitel 2 Grammatik A

Schwache Verben im Präsens, Präteritum und im Perfekt

Beginaufgabe

Welche Zeitformen siehst du? Schreib auf!

1. Es war ein ruhiger Tag.
2. Ich zeichne gerade ein tolles Bild.
3. Die Angestellten arbeiteten in einer anderen Filiale.
4. Sie sind zusammen in den Park gegangen.

Lesdoel

Am Ende der Stunde kannst du die Zeitformen Präsens,Präteritum und Perfekt erklären und richtig benutzten.

Welke tijd is het:

1)   o.t.t. = onvoltooid tegenwoordige tijd / Präsens  (ik maak)

2)  o.v.t. = onvoltooid verleden tijd / Präteritum          (ik maakte)

3)  v.t.t. = voltooid tegenwoordige tijd / Perfekt          (ik heb gemaakt)

1)  o.t.t. = de tegenwoordige tijd van zwakke werkwoorden

ik maakte - ich machte

Das schwache Verb im Präsens 

	ich	du	er/es/sie	wir	ihr	sie/Sie
	ik	jij	hij/het/zij	wij	jullie	zij/u
(fe)	e	st	t	en	t	en

Als je een zwak werkwoord wilt vervoegen, dan haal je -en van het hele werkwoord af. (wohnen -> wohn). 
Dan bepaal je welke vorm je nodig hebt (ich, du, er, etc) en kies je de bijbehorende uitgang.

Als je de uitgangen van links naar rechts leest en je zet er fe voor

dan krijg je het woord feesttenten. Hiermee kun je de uitgangen van de regelmatige

werkwoorden onthouden.

Aufgabe 1

Notiere die richtige Verbform. Benutze das Präsens ( = de onvoltooid tegenwoordige tijd). 

(arbeiten) Mein Bruder .......... im Supermarkt.

(wohnen) Wie lange ………..………….. ihr schon in Hamburg?

(regnen) Es ……………….….. schon den ganzen Tag.

(kaufen) Maria und Ulrich …… zu viele überflüssigen Kram.

2)   o.v.t. = de verleden tijd van zwakke werkwoorden

ik maakte - ich machte

Aufgabe 2

Notiere die richtige Verbform. Benutze das Präteritum (= de onvoltooid verleden tijd/ o.v.t).

o.v.t. Die Frau (lachen) … über jeden Witz.

o.v.t. (Hören) … ihr gerne Popmusik?

o.v.t. Seine Freundin (warten) … am Bahnhof.

o.v.t. ........ (arbeiten) du damals nicht in diesem Restaurant?

o.v.t. (wohnen) Meine Großeltern …………….. in der Schweiz.

o.v.t. (atmen) Nach dem Unfall ………….….. der Patient noch.

3) v.t.t. = de voltooid tegenwoordige tijd van zwakke werkwoorden

ik heb gemaakt - ich habe gemacht        

Aufgabe 3

Notiere die richtige Verbformen. Benutze das Perfekt (= de voltooid tegenwoordige tijd). Notiere die richtige Form des Hilfsverbs (=hulpwerkwoord) und das richtige Partizip II (=voltooid deelwoord).

v.t.t. Wir (leben) … in einer guten Zeit … .

v.t.t. ...... (bezahlen) du für ihn ..... ?

v.t.t. Er (reservieren) ..... ein Hotelzimmer .....

v.t.t. Mein Bruder (hoffen) … …, den Hauptpreis
zu gewinnen.

v.t.t. Seine Freundin (warten) … am Bahnhof … .

v.t.t. (antworten) Was ....... du ihm ..........?

v.t.t. (wohnen) Wie lange …….. ihr in Frankreich …………..?

v.t.t. (studieren) In welcher Stadt ……….. er ………………..?

Ende