KD Spaans 07a

een stukje herhaling
Weet je het nog? 

Waaraan kun je zien of een zelfstandig naamwoord 
mannelijk of vrouwelijk is?
Wat zijn de mannelijke en vrouwelijke lidwoorden? 
Hoe zet je lidwoorden en zelfstandige naamwoorden in het meervoud? 
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

een stukje herhaling
Weet je het nog? 

Waaraan kun je zien of een zelfstandig naamwoord 
mannelijk of vrouwelijk is?
Wat zijn de mannelijke en vrouwelijke lidwoorden? 
Hoe zet je lidwoorden en zelfstandige naamwoorden in het meervoud? 

Slide 1 - Tekstslide

in het kort
mannelijk
el chico --> los chicos                      el hotel --> los hoteles 
un chico --> unos chicos                un hotel --> unos hoteles 

vrouwelijk
la chica --> las chicas                      la ciudad --> las ciudades 
una chica --> unas chicas              una ciudad --> unas ciudades

Slide 2 - Tekstslide

de hoeden
A
el sombrero
B
los sombreros

Slide 3 - Quizvraag

de koffers
A
la maleta
B
las maletas

Slide 4 - Quizvraag

enkele artsen
A
un médico
B
unos médicos

Slide 5 - Quizvraag

enkele secretaresses
A
una secretaria
B
unas secretarias

Slide 6 - Quizvraag

de ziekenhuizen
A
el hospital
B
la hospital
C
los hospitales
D
las hospitales

Slide 7 - Quizvraag

enkele hotels
A
un hotel
B
una hotel
C
unos hoteles
D
unas hoteles

Slide 8 - Quizvraag

enkele dorpen
A
un pueblo
B
unos pueblos
C
una ciudad
D
unas ciudades

Slide 9 - Quizvraag

de steden
A
el pueblo
B
la ciudad
C
las ciudades
D
los pueblos

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Video

Wat zijn dat voor woorden?
Een zelfstandig naamwoord (znw)   is een woord voor een mens, dier, ding of begrip. In het Nederlands kun je er de, het of een voor zetten. 
Een bijvoeglijk naamwoord (bnw)   zegt iets over een zelfstandig naamwoord. 
Het mooie huis. La casa bonita
De snelle treinen. Los trenes rápidos

Slide 12 - Tekstslide

Let op de bijvoeglijke naamwoorden !
el sombrero bonito --> los sombreros bonitos 
el hotel bonito --> los hoteles bonitos 

la playa bonita --> las playas bonitas 
la ciudad bonita --> las ciudades bonitas

Slide 13 - Tekstslide

Let op de bijvoeglijke naamwoorden !
un sombrero bonito --> unos sombreros bonitos 
un hotel bonito --> unos hoteles bonitos 

una playa bonita --> unas playas bonita
una ciudad bonita --> unas ciudades bonitas

Slide 14 - Tekstslide

ancho /a
antiguo /a
barato /a
bonito /a
caro /a
estrecho /a
feo /a
moderno /a 
pequeño /a

breed, ruim
oud, antiek
goedkoop
mooi
duur 
smal
lelijk
modern
klein

Slide 15 - Tekstslide

achter of vóór het znw
meestal erachter:  
de goedkope koffie                        = el café barato 
het goedkope bier                           = la cerveza barata

mucho (= veel)   en   poco (= weinig) komen er vóór
weinig koffie                                       = poco café 
veel bier                                                = mucha cerveza

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

een klein dorp
A
el pueblo pequeño
B
un pueblo pequeño
C
los pueblos pequeños
D
unos pueblos pequeños

Slide 18 - Quizvraag

een klein plein
A
una plaza pequeño
B
una plaza pequeña

Slide 19 - Quizvraag

slimme leraressen
A
profesores listos
B
profesoras listas

Slide 20 - Quizvraag

dure hotels
A
hotelos caros
B
hoteles caros

Slide 21 - Quizvraag

enkele grote steden
A
una ciudad grande
B
unas ciudades grandes

Slide 22 - Quizvraag

blauwe koffers
A
maletas azulas
B
maletas azules

Slide 23 - Quizvraag

intelligente studenten
A
estudiantes inteligentos
B
estudiantes inteligentes

Slide 24 - Quizvraag

makkelijke oefeningen
A
ejercicios fácilos
B
ejercicios fáciles

Slide 25 - Quizvraag

Slide 26 - Video

ejercicios = oefeningen
Los ejercicios no son difíciles, son fáciles. 
De oefeningen zijn niet moeilijk, ze zijn gemakkelijk. 
Sólo tienes que mirar y pensar bien!
Je moet alleen goed kijken en nadenken!

Slide 27 - Tekstslide

ItsLearning
Maak opdrachten ... op itsLearning. 

Als je de opdracht in de klas maakt, vergeet dan niet op itsLearning te zetten dat je het in de klas gemaakt hebt. 

Nog een keer maken kan  natuurlijk geen kwaad. 

Slide 28 - Tekstslide