Breuken (deel1)

Breuken(deel 1)
  • Deze les is bedoeld voor de leerlingen die maximaal 7 punten hebben   behaald bij het breukentoetsje. 
  • In deze les vindt je uitleg met behulp van tekst, plaatjes en filmpjes.
  • Er zijn ook oefeningen opgenomen in deze les die je moet maken.
  • Na deze les is het de bedoeling dat je de les breuken(deel 2) gaat   bekijken (maken). 
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Breuken(deel 1)
  • Deze les is bedoeld voor de leerlingen die maximaal 7 punten hebben   behaald bij het breukentoetsje. 
  • In deze les vindt je uitleg met behulp van tekst, plaatjes en filmpjes.
  • Er zijn ook oefeningen opgenomen in deze les die je moet maken.
  • Na deze les is het de bedoeling dat je de les breuken(deel 2) gaat   bekijken (maken). 

Slide 1 - Tekstslide

Onderwerpen in deze les
  • Wat is een breuk?
  • Breuken vereenvoudigen en gelijknamig maken.
  • Breuken optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen
  • Breuken in contextopgaven
  • Extra oefeningen

Slide 2 - Tekstslide

Doel

Na deze les kun je rekenen met breuken .

Optellen/aftrekken van breuken
Vermenigvuldigen en delen van breuken.

Vragen over verhaaltje met breuken maken.


Slide 3 - Tekstslide

De breuk?
  • Wat is een breuk?
  • Hoe kan je rekenen met breuken?
  • Welke beelden roept de breuk op?
  • Maak het woordweb op de volgende slide!!

Slide 4 - Tekstslide

De breuk!

Slide 5 - Woordweb

De breuk

Slide 6 - Tekstslide

Zelf aan de slag met de breuk
Bedenk zelf mimimaal 3 andere breuken die gelijk zijn aan 5/12 met een schematische voorstelling zoals uit de vorige slide of een willekeurige andere schematische voorstelling.

Slide 7 - Tekstslide

Breuken vereenvoudigen
Wanneer je de teller en de noemer door eenzelfde getal kunt delen kun je de breuk vereenvoudigen. De breuk 5/12 uit de vorige slide kan je dus niet vereenvoudigen, maar kijk even naar de volgende slide.

Slide 8 - Tekstslide

Breuken vereenvoudigen

Breuken vereenvoudigen

Slide 9 - Tekstslide

Breuken gelijknamig maken
Breuken gelijknamig maken betekent dat je de noemer van de breuken gelijk maakt, soms kan dat door de breuken te vereenvoudigen. 

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeeld van gelijknamig maken

Slide 11 - Tekstslide

Breuken optellen en aftrekken

  • Breuken gelijknamig maken
  • Tellers optellen/aftrekken
  • Eventueel de helen er uit halen
  • Vereenvoudigen

Slide 12 - Tekstslide

breuken optellen
breuken optellen

Slide 13 - Tekstslide

breuken optellen

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

3/4 + 2/5 =
A
5/9
B
5/20
C
1 3/20
D
6/20

Slide 16 - Quizvraag

6/7 - 1/4 =
A
5/3
B
17/28
C
5/28
D
5/74

Slide 17 - Quizvraag

Breuken vermenigvuldigen
Hoe? 
Teller x teller & noemer x noemer

Stappenplan:
  1. Breng helen (als ze er bij staan) binnen de breuken
  2. Vermenigvuldigen (tellers en noemers)
  3. Vereenvoudig de uitkomst en haal de helen eruit

Slide 18 - Tekstslide

Breuken vermenigvuldigen

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

1/9 x 2/4 =
A
1/18
B
6/40
C
22/36
D
3/36

Slide 21 - Quizvraag

4 x 3/8 =
A
12/32
B
7/32
C
7/8
D
1 1/2

Slide 22 - Quizvraag

Delen van breuken

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

2 : 1/6 =
A
12
B
3
C
6
D
1 1/3

Slide 25 - Quizvraag

2/3 : 1/6 =
A
2/18
B
4
C
2/6
D
1/9

Slide 26 - Quizvraag

Zelfstandig oefenen
  • Oefenen met contextopgaven
  • Oefenen met breuken optellen
  • oefenen met breuken aftrekken
  • oefenen met breuken vermenigvuldigen
  • oefenen met breuken delen

Slide 27 - Tekstslide

Het aantal uur dat leeringen uit een bepaalde klas televisie kijken per dag. De vragen staan op de volgende 2 slides.
Aantal uur televisie:                                         Gedeelte van de klas:
  • 0 tot 1 uur                                                       1/6 deel van de klas
  • 1 tot 2 uur                                                        5/12 deel van de klas
  • 2 tot 3 uur                                                       1/4 deel van de klas
  • meer dan 3 uur                                              1/6 deel van de klas

Slide 28 - Tekstslide

Welk gedeelte van de klas kijkt per dag tussen 0 en 2 uur televisie?
A
5/72
B
6/18
C
7/12
D
6/9

Slide 29 - Quizvraag

Welk gedeelte van de klas kijkt 1 of meer uur televisie?
A
7/22
B
5/288
C
10/12
D
5/6

Slide 30 - Quizvraag

Van 240 brugklassers doet 11/12 deel mee aan een sportdag. Hoeveel brugklassers doen mee?
A
220
B
180
C
230
D
200

Slide 31 - Quizvraag

240 brugklassers komen op verschillende manieren naar school:                        (de vraag staat op de volgende slide)
  • 5/8 deel komt met de fiets
  • 1/12 deel neemt de trein
  • 3/24 deel pakt de bus
  • de rest komt lopend

Slide 32 - Tekstslide

Hoeveel leerlingen komen lopend naar school?
A
200
B
40
C
80
D
60

Slide 33 - Quizvraag

17/20 - 2/5 =

Slide 34 - Open vraag

3/4 - 4/6 =

Slide 35 - Open vraag

2/7 + 2/8 =

Slide 36 - Open vraag

2/3 + 4/5 =

Slide 37 - Open vraag

3 . 5/3 =

Slide 38 - Open vraag

1/6 . 3/4 =

Slide 39 - Open vraag

1 1/2 : 1/2 =

Slide 40 - Open vraag

1/6 : 1/24 =

Slide 41 - Open vraag

Hoe was de les?
Er komen nu een paar vragen die over de les zelf gaan. Je kan steeds kiezen uit vier antwoorden, maar er is nu geen goed of fout!

Slide 42 - Tekstslide

Is deze les een goede manier om een bekend onderwerp als breuken extra te bestuderen?
A
ja, erg fijn
B
ja
C
ja, maar niet te vaak
D
niet echt

Slide 43 - Quizvraag

Wat vinden jullie van de lengte van de les?
A
te lang
B
veel te lang
C
precies goed
D
te kort

Slide 44 - Quizvraag

Zit er voldoende uitleg in de les?
A
Ja perfect
B
ja
C
Te weinig
D
Veel te weinig

Slide 45 - Quizvraag

Zit er voldoende afwisseling in de les?
A
Goed
B
Voldoende
C
Iets te weinig
D
Nee

Slide 46 - Quizvraag

Welke uitleg werkt het best?
A
Stukje tekst
B
Afbeelding
C
Filmpje
D
Combinatie van deze drie

Slide 47 - Quizvraag

Wat vinden jullie van de hoeveelheid opgaven?
A
Veel te veel
B
Te veel
C
Precies goed
D
Te weinig

Slide 48 - Quizvraag

Welke rekenonderdelen van de basisstof breuken begrijpen jullie nu beter?
A
Optellen en aftrekken
B
Vermenigvuldigen
C
Delen
D
Geen één onderdeel

Slide 49 - Quizvraag

Hebben jullie beter inzicht gekregen in de verhaaltjessommen na de uitleg?
A
Veel beter
B
Beter, maar het kost nog veel tijd
C
Het kost mij veel moeite, maar af en toe zie ik het goed
D
Nee, totaal niet

Slide 50 - Quizvraag