v4 dihybride kruisingen (gekoppeld)+ X-chromosomaal

Genetica thema 3
  • eerst even kennis testen
  • schrijf mee, pen en papier
  • dihybride kruising
  • gekoppelde dihybride kruising 

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Genetica thema 3
  • eerst even kennis testen
  • schrijf mee, pen en papier
  • dihybride kruising
  • gekoppelde dihybride kruising 

Slide 1 - Tekstslide

Welke nucleotiden vormen altijd samen een paar?
A
A-T en C-G
B
A-C en G-T
C
C-T en G-A

Slide 2 - Quizvraag

als 20% van de basen in een gen uit Adenine basen bestaat, hoeveel % is Guanine ?
A
30%
B
hangt van % Thymine af
C
20%
D
hangt van % Cytosine af

Slide 3 - Quizvraag

Wat voor genotype heeft een DRAGER?
A
BBFF
B
BbFF
C
bbff
D
Dat is verschillend

Slide 4 - Quizvraag

Iemand die wel het gen voor de zieke hypofosfatase bezit maar zelf niet ziek is, wordt een drager genoemd.

Is Stephanie een drager? En Henry?

A
Alleen Stephanie is een drager.
B
Alleen Henry is een drager.
C
Stephanie en Henry zijn beiden drager.
D
Stephanie en Henry zijn beiden geen drager.

Slide 5 - Quizvraag

De verhouding in het genotype kun je in percentages noemen maar ook in verhouding. De percentages 25%, 50% en 25% noem je:
A
3:1
B
1:2:1
C
2:1
D
3:5:3

Slide 6 - Quizvraag

De verhouding in het genotype kun je in percentages noemen maar ook in verhouding. De percentages 25%, 50% en 25% noem je:
A
3:1
B
1:2:1
C
2:1
D
3:5:3

Slide 7 - Quizvraag

De verhouding in het genotype kun je in percentages noemen maar ook in verhouding. De percentages 25%, 50% en 25% noem je:
A
3:1
B
1:2:1
C
2:1
D
3:5:3

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de verhouding in het fenotype in de F1?
A
3:1
B
1:2:1
C
1:1
D
3:2

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de verhouding van het genotype in de F1?
A
1:3
B
1:2:1
C
1:1:1:1
D
1:1

Slide 10 - Quizvraag

genotype P?

verhouding ?

allelen ?

Slide 11 - Tekstslide

genotype P?
verhouding?
allelen ?

Slide 12 - Open vraag

genotype P RRYy x RrYy?

verhouding 
9:3:3:1

allelen
R=rond
r=ribbel
Y=geel
y=groen

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Gekoppelde overerving

Beide genen liggen op HETZELFDE
chromosoom
Onafhankelijke overerving

Beide genen liggen op VERSCHILLENDE
chromosomen

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Van een dihybride kruising met fretten: AABB x aabb (A = zwart, a = wit, B = ruw, b = glad) worden de F1-dieren onderling gekruist. In de F2-generatie is het gedeelte dat zwart en ruwharig is:
timer
3:00
A
1/16
B
3/16
C
9/16
D
3/4

Slide 27 - Quizvraag

Je ziet hier de een kruising met mogelijke uitkomsten. Hoe erft deze eigenschap over?
A
Autosomaal recessief
B
Autosomaal dominant
C
X-chromosomaal recessief
D
X-chromosomaal dominant

Slide 28 - Quizvraag

Hoeveel verschillende genotypen kun je vinden in een eicel van moeder BbDd als de genen gekoppeld overerven?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 29 - Quizvraag

Een homozygoot zwart-ruwharig konijn wordt gekruist met een wit-gladharig konijn. De genen voor zwart en ruw zijn dominant.
Bij onderlinge voortplanting van individuen uit de F1 ontstaat een F2 waarin ongeveer 75% van de nakomelingschap zwart-ruwharig is.
Dit wordt veroorzaakt door gekoppelde overerving.
Welke genen zijn gekoppeld?

A
zwart en ruw
B
zwart en glad
C
zwart en wit
D
ruw en glad

Slide 30 - Quizvraag