doelstelling: Maximale winst bij Volkomen concurrentie:
1) bepaal MO (MO = P) en bepaal MK (MK = GVK)
2) bereken bij welke q de winst maximaal is door MO=MK
3) bereken de maximale totale winst
TW = TO - TK bij de gevonden q
Nu even een korte herhaling via een paar meerkeuzevragen:
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4
In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Marktvormen, de vier marktvormen
Vorige les:
doelstelling: Maximale winst bij Volkomen concurrentie:
1) bepaal MO (MO = P) en bepaal MK (MK = GVK)
2) bereken bij welke q de winst maximaal is door MO=MK
3) bereken de maximale totale winst
TW = TO - TK bij de gevonden q
Nu even een korte herhaling via een paar meerkeuzevragen:
Slide 1 - Tekstslide
Een kenmerk van Volkomen concurrentie is:
A
Veel aanbieders, weinig vragers
B
Heterogeen product
C
Vrije toe- en uittreding
Slide 2 - Quizvraag
Een andere naam voor Volkomen concurrentie is:
A
Volledige mededinging
B
Onvolkomen concurrentie
C
Monopolie
Slide 3 - Quizvraag
TO = 560q TK = 30q + 340
MO =
A
340
B
30q
C
560
Slide 4 - Quizvraag
TO = 560q TK = 30q + 340
MK =
A
30
B
30q
C
340
Slide 5 - Quizvraag
MO = 560 en MK = 30 voor maximale winst moet de ondernemer........
A
blijven produceren totdat hij/zij erbij neervalt
B
blijven produceren totdat de productiecapaciteit is bereikt
C
blijven produceren
Slide 6 - Quizvraag
MO = 500 en MK = 0,02q bij welke hoeveelheid is de winst maximaal?
A
q = 500
B
q = 10000
C
q = 25.000
Slide 7 - Quizvraag
Berekening maximale winst MO=MK
MO = 500 en MK = 0,02q
bij welke hoeveelheid is de winst maximaal?
MO=MK
500 = 0,02q
q = 500/0,02 = 25.000
q = 25.000 stuks
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Marktvormen, de vier marktvormen
Deze les, de vier marktvormen:
Volkomen concurrentie
Monopolistische concurrentie
Ologopolie
Monopolie
- Kenmerken
- BEP, maximale winst, maximale omzet aflezen en berekenen
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Wat wordt er bedoeld met heterogene goederen?
A
Goederen die gelijk zijn in de ogen van de consument
B
Goederen die verschillen in de ogen van de consument
C
Goederen die elkaar aanvullen
Slide 18 - Quizvraag
Noem een overeenkomst tussen een volkomen concurrentie en een monopolistische concurrentie:
A
Veel aanbieders en vrije toe- en uitreding
B
Weinig vragers en vrije- toe en uitreding
C
Veel aanbieders en beperkte toe- en uittreding
Slide 19 - Quizvraag
Wat is er 'monopolistisch' aan de marktvorm monopolistische concurrentie?
A
Er is maar één aanbieder
B
De consument heeft maar keuze uit één product
C
De ondernemer is monopolist voor zijn eigen product en klantenkring
Slide 20 - Quizvraag
Welke ondernemingen kunnen voorbeelden zijn van een oligopolie?
A
supermarkt en autofabrikant
B
supermarkt en H&M
C
computerfabrikant en H&M
Slide 21 - Quizvraag
Waarom is het moeilijk om als aanbieder een oligopolie te betreden?
A
veel diploma's nodig
B
Veel kennis en kapitaal nodig
C
het is helemaal niet moeilijk om toe te treden tot een oligopolie
Slide 22 - Quizvraag
Dit is een voorbeeld van ?
A
prijsdiscriminatie
B
prijsdifferentiatie
C
productdifferentiatie
Slide 23 - Quizvraag
Productdifferentiatie
Bedrijven proberen hun producten te onderscheiden ten opzichte van concurrenten. Door middel van productkenmerken zoals het merk, de verpakking, kwaliteit en (extra) functionaliteit. Producten worden hierdoor verschillend in de ogen van de consument (heterogeen).
Slide 24 - Tekstslide
Dit is een voorbeeld van ?
50 euro en 15 euro
A
prijsdiscriminatie
B
prijsdifferentiatie
C
productdifferentiatie
Slide 25 - Quizvraag
Prijsdifferentiatie
Voor een vergelijkbaar maar verschillend product een verschillende prijs vragen. Verschillen in bijvoorbeeld plaats, tijd en uitvoering. Voorbeeld: theaterkaartjes voor de 1e versus de 2e rang.
Het product is 'anders'.
Slide 26 - Tekstslide
Dit is een voorbeeld van ?
A
prijsdiscriminatie
B
prijsdifferentiatie
C
productdifferentiatie
Slide 27 - Quizvraag
Prijsdiscriminatie
Het vragen van verschillende prijzen voor hetzelfde product aan verschillende klanten (terwijl er geen verschil is in kosten). Denk aan: kinderkorting (bij OV).
De klant is 'anders'.
Slide 28 - Tekstslide
Marktvormen, de vier marktvormen
Belangrijke opgaven voor het SE over dit onderwerp:
Blz.280 Vier marktvormen
Blz.282 Winnaars en verliezers
Blz.283 De strategie van oligopolisten
Blz.284 Prijsdiscriminatie
Volgende les:
Maximale omzet, maximale winst bij onvolkomen concurrentie
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.