Zinsdelen pv, ow, wg, lv, mv en bwb

Zinsdelen
NN Hoofdstuk 1 Taalverzorging grammatica
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Zinsdelen
NN Hoofdstuk 1 Taalverzorging grammatica

Slide 1 - Tekstslide

Komende weken
Taalverzorging hoofdstuk 1 t/m 4
  • H1: zinsdelen (p.30) en leestekens (p.32)
  • H2: samengestelde zinnen (p.56) en pv in een samengestelde zin (p. 58)
  • H3: woordsoorten (p.82) en voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord (p.84)
  • H4: verwijswoorden (p.108) en  meervoud (p.110)

Slide 2 - Tekstslide

vandaag 
  • Herhalen grammatica (zinsdelen)
  • uitleg
  • aan de slag

Slide 3 - Tekstslide

Wat is grammatica? Ik vind grammatica
A
moeilijk
B
gemakkelijk
C
niet moeilijk, niet makkelijk

Slide 4 - Quizvraag

Slide 5 - Video

Verdelen in zinsdelen
-    Dadelijk krijg je drie zinnen die je moet verdelen in zisdelen.
-    Neem de zinnen over en zet strepen tussen de zinsdelen.
                                    voorbeeld:  
                                    In de pauze /  zitten  /  we /  vaak / buiten. 

Slide 6 - Tekstslide

Mijn tante was haar kaartje opeens kwijt.

Slide 7 - Open vraag

Vorige week controleerde de conducteur alle kaartjes.

Slide 8 - Open vraag

We vonden haar kaartje gelukkig onder mijn stoel.

Slide 9 - Open vraag

Wat is een werkwoordelijk gezegde?
A
Het woord dat voorop komt wanneer je de zin vragend maakt.
B
Het woord dat verandert wanneer je de zin in een andere tijd zet.
C
Alle werkwoorden die in de zin staan.
D
Het antwoord op de vraag: wie of wat?

Slide 10 - Quizvraag

Het werkwoordelijk gezegde.
Er komen nu 4 zinnen. Geef steeds het werkwoordelijk gezegde aan.

Slide 11 - Tekstslide

Waarom hebben katten snorharen?

wg =
A
waarom
B
hebben
C
hebben snorharen
D
katten

Slide 12 - Quizvraag

Met zijn snorharen kan een kat goed voelen.

wg =
A
met zijn snorharen
B
kan
C
kan goed voelen
D
kan voelen

Slide 13 - Quizvraag

Hij weet daardoor de grootte van een bepaalde opening.

wg =
A
weet
B
hij
C
weet bepaalde
D
weet de grootte

Slide 14 - Quizvraag

Ook trillingen in de omgeving worden waargenomen.

wg =
A
trillingen worden waargenomen
B
trillingen waargenomen
C
worden waargenomen
D
worden trillingen

Slide 15 - Quizvraag

De persoonsvorm én het werkwoordelijk gezegde.

Er komen weer 4 zinnen.
Geef de persoonsvorm aan + het werkwoordelijk gezegde.

Slide 16 - Tekstslide

Kunnen slakken zonder hun huisje leven?

pv: ….
wg: ….
A
pv: kunnen wg: leven
B
pv: kunnen wg: kunnen leven
C
pv: leven wg: kunnen leven
D
pv: slakken wg: slakken leven

Slide 17 - Quizvraag

Door een beschadiging aan zijn huisje kan hij sterven.

pv: …..
wg: …...

A
pv: kan wg: kan hij sterven
B
pv: sterven wg: kan hij
C
pv: kan wg: beschadiging sterven
D
pv: kan wg: kan sterven

Slide 18 - Quizvraag

Een slak is door zijn huisje beschermd.

pv: ….
wg: ….
A
pv: een slak wg: is
B
pv: is wg: beschermd
C
pv: is wg: is beschermd
D
pv: een slak wg: is beschermd

Slide 19 - Quizvraag

Dan wordt hij door een ander dier opgepeuzeld.

pv: …..
wg: …..
A
pv: wordt wg: een ander dier
B
pv: wordt wg: opgepeuzeld
C
pv: hij wg: wordt opgepeuzeld
D
pv: wordt wg: wordt opgepeuzeld

Slide 20 - Quizvraag

Het onderwerp
Er komen nu 4 zinnen.
Wat is het onderwerp van die zinnen?

Slide 21 - Tekstslide

’s Ochtends laat de buurman zijn hond uit.

het onderwerp is:
A
de buurman
B
zijn hond
C
laat uit
D
's ochtends

Slide 22 - Quizvraag

Hij gooit een stok ver de bosjes in.

het onderwerp is:
A
een stok
B
de bosjes
C
hij
D
gooit ver

Slide 23 - Quizvraag

Enthousiast rent de hond achter de stok aan.

het onderwerp is:
A
enthousiast
B
rent
C
de stok
D
de hond

Slide 24 - Quizvraag

Hoe komt die bal nu in zijn bek terecht?

het onderwerp is:
A
die bal
B
zijn bek
C
komt terecht
D
hoe

Slide 25 - Quizvraag

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
bijwoordelijke bepaling
Zin:
Hangjongeren
hebben
de burgemeester
veel problemen
bezorgd
afgelopen zomer.

Slide 26 - Sleepvraag


Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?
Tekst
Hij heeft zijn stem schor geschreeuwd op het feestje.

Slide 27 - Open vraag

Onderdeel 1: Ontleden in zinsdelen 

Neem de zinnen over en verdeel ze eerst in zinsdelen door middel van dit soort strepen: … /… / ... / ... / ...

Benoem vervolgens: 
  • werkwoordelijk gezegde
  • onderwerp
  • lijdend voorwerp
  • meewerkend voorwerp 


Slide 28 - Tekstslide

Neem de zin over, verdeel in zinsdelen en benoem: wg, ow, lv, mv

1. Het Nederlands voetbalelftal en alle bijbehorende fans keren hopelijk over 4 jaar op het EK voetbal terug.


Slide 29 - Open vraag

Neem de zin over, verdeel in zinsdelen en benoem: wwgez, ow, lv, mv.

2. Mijn collectie postzegels moet nodig worden aangevuld.

Slide 30 - Open vraag

Neem de zin over, verdeel in zinsdelen en benoem: wwgez, ow, lv, mv.
3. Hij vertelt graag een leuke mop aan iedereen.

Slide 31 - Open vraag