§2.2 - Ionen

§2.2 Ionen
Leerdoelen:
Uitleggen wat een ion is
uitleggen hoe positieve en negatieve ionen uit atomen ontstaan
de lading van een ion afleiden uit het periodiek systeem
ionen een naam geven
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

§2.2 Ionen
Leerdoelen:
Uitleggen wat een ion is
uitleggen hoe positieve en negatieve ionen uit atomen ontstaan
de lading van een ion afleiden uit het periodiek systeem
ionen een naam geven

Slide 1 - Tekstslide

Protonen en elektronen in een atoom
In §2.1 leerde je dat ATOMEN uit kleinere deeltjes zijn opgebouwd:
                  - protonen
                  - neutronen
                  - elektronen
En dat de protonen een lading +1 hebben, dat de elektronen een lading -1 hebben en dat de neutronen een lading 0 hebben (=neutraal).

Een atoom heeft geen lading dus het aantal protonen en het aantal neutronen is gelijk. MAAR ....


Slide 2 - Tekstslide

Protonen en elektronen in een atoom
... Maar, bij ionen zijn het aantal protonen en het aantal elektronen NIET gelijk.

Hoe kan dit?
Wat gebeurt er precies bij het maken van ionen?

Slide 3 - Tekstslide

Het atoommodel van Bohr





Protonen en neutronen in de kern. 
Elektronen in schillen eromheen. 

Slide 4 - Tekstslide

Het atoommodel van Bohr
Zoals in §2.1 is geleerd, kunnen er in elke schil maar een maximaal aantal elektronen zitten (zie plaatje hieronder).
Elk atoom vindt het erg fijn om de schil helemaal vol te hebben.
Dus als een schil nog 1 plekje over heeft voor een elektron, dan wil dat atoom graag een extra elektron erbij hebben.

Slide 5 - Tekstslide

Het element Natrium
Natrium heeft 11 protonen en dus ook 11 elektronen.
Deze 11 elektronen zijn als volgt verdeeld:
2 elektronen in de K-schil
8 elektronen in de L-schil
1 elektron in de M-schil
Het ene elektron in de M-schil wil graag weg.
Daarmee is de M-schil leeg en heeft natrium de buitenste schil (L-schil) weer helemaal vol met 8 elektronen.
Waar gaat dit elektron naar toe?

Slide 6 - Tekstslide

Het element Fluor
Fluor heeft 9 protonen en dus ook 9 elektronen.
Deze 9 elektronen zijn als volgt verdeeld:
2 elektronen in de K-schil
7 elektronen in de L-schil
Er kunnen maximaal 8 elektronen in de L-schil.
Fluor wil heel graag een elektron erbij.
Waar haalt fluor dit elektron vandaan?

Slide 7 - Tekstslide

Natrium en Fluor
Als natrium graag een elektron afstaat en fluor wil er graag een opnemen, dan zal dit elektron ook overgaan van natrium naar fluor als ze bij elkaar in de buurt komen.

Wat zal er dan overblijven van natrium en van fluor?
(denk hier even over na voordat je naar de volgende slide gaat).


Slide 8 - Tekstslide

Natrium-ion en fluor-ion
Dan heeft natrium nog maar                                      En fluor heeft dan
10 elektronen en 11 protonen.             10 elektronen en 9 protonen.


                                                  
Als het aantal elektronen en protonen NIET GELIJK is dan heet dat een ION.

Slide 9 - Tekstslide

Lading van een ion
Maar als het aantal elektronen en protonen niet gelijk is, dan is de lading ook niet meer 0.

Een ion heeft dus een positieve lading of een negatieve lading.
Om te bepalen welke lading een ion heeft moet je het aantal protonen en het aantal elektronen tellen.

Slide 10 - Tekstslide

Natrium-ion
Een natrium-ion heeft 11 protonen en 10 elektronen.
Één proton heeft lading +1 en één elektron heeft lading -1.

11 protonen samen hebben dus een lading van +11
10 elektronen samen hebben dus een lading van -10
De totale lading is +11 -10 = +1. 
Dus de lading van het natrium-ion is +1

Slide 11 - Tekstslide

Fluor-ion
Een fluor-ion heeft 9 protonen en 10 elektronen.
Één proton heeft lading +1 en één elektron heeft lading -1.

9 protonen samen hebben dus een lading van +9
10 elektronen samen hebben dus een lading van -10
De totale lading is +9 -10 = -1. 
Dus de lading van het fluor-ion is -1

Slide 12 - Tekstslide

Notatie van ionen
Een natrium-ion heeft een lading van +1.
Dat wordt zo opgeschreven: Na+ (dus het plusje staat rechtsboven)

Een fluor-ion heeft een lading van -1.
Dat wordt zo opgeschreven: F-
 

Slide 13 - Tekstslide

Hoe noteren we het magnesium-ion dat een lading van +2 heeft
A
Mg2+
B
Mg2+
C
Mg2+
D
Mg+

Slide 14 - Quizvraag

Hoe noteren we het zwavel-ion dat een lading van -2 heeft?
A
S2
B
S2
C
S2
D
S

Slide 15 - Quizvraag

Welke lading hebben ionen?
Van sommige ionen kan je in het periodiek systeem afkijken welke lading ze krijgen:
+1
+2
+3
-3
-2
-1

Slide 16 - Tekstslide

Wat nu te doen..
lezen §2.2
Maken opgaven online methode

Slide 17 - Tekstslide