7.1 Import of export?

7.1 Import of export?
Hoofdstuk 7 Hoe groot is onze wereld?
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

7.1 Import of export?
Hoofdstuk 7 Hoe groot is onze wereld?

Slide 1 - Tekstslide

Wat weten we nog/al?

Slide 2 - Tekstslide

Handel

Slide 3 - Woordweb

Globalisering

Slide 4 - Woordweb

Leerdoelen 7.1
  • Je weet wat internationale handel is.
  • Je weet waarom  we producten exporteren.
  • Je weet waarom we producten importeren.
  • Je weet wat het verschil is tussen een open en een gesloten economie.
  • Je kunt uitleggen wanneer je vreemd geld gebruikt.

Slide 5 - Tekstslide

Internationale handel
  • In Nederland kun je producten kopen die uit het buitenland komen.
  • Andersom gaan ook veel Nederlandse producten naar het buitenland.
  • Als bedrijven producten uit een ander land kopen of er goederen aan verkopen, spreek je van internationale handel.
  • Die wereldwijde handel gaat steeds makkelijker door beter vervoer.

Slide 6 - Tekstslide

Wat is internationale handel?
A
Het kopen en verkopen van producten uit andere landen.
B
Het kopen en verkopen van producten binnen Nederland.
C
Het produceren van producten voor eigen gebruik.

Slide 7 - Quizvraag

Klassikaal vraag 2

Slide 8 - Tekstslide

Verkopen aan het buitenland
  • Het verkopen van goederen en diensten aan het buitenland noem je export of uitvoer.
  • We exporteren goederen, zoals machines, apparaten en veel agrarische producten.
  • Ook exporteren we diensten, zoals het aanlegeggen van havens of dijken in anderen landen.
  • Export is belangrijk, hierdoor produceren we meer daardoor verdienen bedrijven meer geld en zijn er meer banen.

Slide 9 - Tekstslide

Wat voor producten exporteert Nederland?
A
Elektronica en speelgoed
B
Cosmetica en parfums
C
Machines, apparaten en agrarische producten
D
Kleding en schoenen

Slide 10 - Quizvraag

Klassikaal vraag 6

Slide 11 - Tekstslide

Kopen uit het buitenland
Het kopen van goederen en diensten uit het buitenland noem je import of invoer.
Wij importeren producten:
  • Als die in andere landen goedkoper gemaakt worden.
  • Als die producten een betere kwaliteit hebben.
  • Als bepaalde grondstoffen in ons land niet in de bodem voorkomen.
  • Als het Nederlandse klimaat niet geschikt is om bepaalde landbouwproducten hier te laten groeien.
  • Omdat we dan meer keuze uit producten hebben.

Slide 12 - Tekstslide

Wat kan een reden zijn om producten te importeren?
A
Als de importbelastingen hoog zijn.
B
Als we de lokale producenten willen steunen.
C
Als de vraag naar lokale producten afneemt.
D
Als bepaalde grondstoffen in ons land niet in de bodem voorkomen.

Slide 13 - Quizvraag

Klassikaal vraag 10

Slide 14 - Tekstslide

Veel of weinig in- en utvoer
  • Dat je zo makkelijk producten van over de hele wereld kunt kopen, komt doordat Nederland een open economie heeft.
  • Dat betekent dat ons land naar verhouding veel import en veel export heeft.
  • Er zijn ook landen die naar verhouding weinig in- en uitvoeren.
  • Zo'n land heeft een gesloten economie.

Slide 15 - Tekstslide

Wat betekent het als een land een open economie heeft?
A
Weinig import en veel export
B
Weinig import en export
C
Veel import en export
D
Veel import en weinig export

Slide 16 - Quizvraag

Vreemd geld
  • Als je naar het Verenigd Koninkrijk gaat en daar iets wilt koen, moet je je euro's omwisselen voor Britse ponden.
  • Geld in een land dat niet de euro heeft, noem je vreemd geld.
  • Daar waarde van de euro en de pond kunnen per dag verschillen.
  • Als de waarde van de pond stijgt ten opzichte van de euro, wordt het voor jou duurder om iets in Londen te kopen.
  • Als de waarde van de pond daalt, worden producten in Londen voor jou juist goedkoper.

Slide 17 - Tekstslide

Wat gebeurt er als de waarde van de pond stijgt?
A
De euro wordt sterker tegenover de pond.
B
Er is geen invloed op de aankoop in Londen.
C
Het wordt goedkoper om iets in Londen te kopen.
D
Het wordt duurder om iets in Londen te kopen.

Slide 18 - Quizvraag

Klassikaal vraag 14

Slide 19 - Tekstslide

Begrippen paragraaf 7.1 
  • Internationale handel
  • Export
  • Import
  • Open economie
  • Gesloten economie
  • Vreemd geld

Slide 20 - Tekstslide

Je kunt nu
  • Je weet wat internationale handel is.
  • Je weet waarom we producten exporteren.
  • Je weet waarom we producten importeren.
  • Je weet wat het verschil is tussen een open en een gesloten economie.
  • Je kunt uitleggen wanneer je vreemd geld gebruikt.

Slide 21 - Tekstslide

Aan het werk!
Maken opdrachten 7.1: 2, 4, 5, 6, 7, 8, 10, 11, 12, 13, 14 en 15
Klaar?
Laten checken bij docent, bij goedkeuring nakijken.
Klaar?  Werk laten zien aan docent.
Veel fout? -> Maken herhalingsopdrachten 7.1
Veel goed? -> Maken plusopdrachten 7.1 

 

timer
25:00

Slide 22 - Tekstslide