D-toets 3.1 t/m 3.4 Water
1 / 31
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Hoeveel % van al het water op aarde is zoet water
A
3%
B
30%
C
70%
D
97%
Slide 2 - Quizvraag
Welk begrip hoort bij de volgende omschrijving:
Een gewapend conflict tussen staten om water
Een gewapend conflict tussen staten om water
Slide 3 - Open vraag
Welk begrip hoort bij de volgende omschrijving:
Er is in een gebied te weinig geïnvesteerd om het wel aanwezige water bij de bewoners te brengen
Er is in een gebied te weinig geïnvesteerd om het wel aanwezige water bij de bewoners te brengen
Slide 4 - Open vraag
Welk begrip hoort bij de volgende omschrijving:
Water dat niet meer zichtbaar is omdat het in de bodem en in gesteentes is getrokken
Water dat niet meer zichtbaar is omdat het in de bodem en in gesteentes is getrokken
Slide 5 - Open vraag
Wat betekent de "waterbalans"
A
De hoeveelheid water die er is in een gebied
B
De hoeveelheid water die verdampt en condenseert
C
De hoeveelheid water die een gebied in en uit gaat
D
Alle antwoorden zijn goed
Slide 6 - Quizvraag
Afstroming via grondwater gaat sneller dan via oppervlaktewater
A
Juist
B
Onjuist
Slide 7 - Quizvraag
De hoeveelheid water in de kringloop blijft altijd gelijk
A
Juist
B
Onjuist
Slide 8 - Quizvraag
IJsmassa's vormen geen onderdeel van de kringloop van het water
A
Juist
B
Onjuist
Slide 9 - Quizvraag
Bij welke
letter zie
je infiltratie?
letter zie
je infiltratie?
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 10 - Quizvraag
Zoet water
Zout water
Slide 11 - Sleepvraag
ijskappen en gletsjers
grondwater
oppervlakte
water
overig
30,1%
0,9%
68,7%
0,3%
Slide 12 - Sleepvraag
Hoe kan een stof van de vaste naar de vloeibare fase gaan ?
A
daling van temperatuur
B
stijging van temperatuur
C
rondslingeren
D
er tegen blazen
Slide 13 - Quizvraag
Een riviermonding is de plaats waar de rivier begint te stromen
A
Juist
B
Onjuist
Slide 14 - Quizvraag
Oppervlaktewater is het water tussen de bodemdeeltjes in de grond
A
Juist
B
Onjuist
Slide 15 - Quizvraag
Drinkwater uit het oppervlaktewater is goedkoper dan drinkwater uit het grondwater
A
Juist
B
Onjuist
Slide 16 - Quizvraag
Door ontbossing..
A
neemt de sponswerking af
B
neemt sponswerking toe
C
blijft de sponswerking ongeveer gelijk
D
vermenigvuldigd de sponswerking
Slide 17 - Quizvraag
Iedere Nederlander gebruikt ongeveer 120 liter water per jaar uit de kraan
A
Juist
B
Onjuist
Slide 18 - Quizvraag
Hier halen we in Nederland ons drinkwater uit:
A
oppervlaktewater en duinwater
B
ijskappen en zeewater
C
alleen zeewater
D
alleen zoet oppervlaktewater
Slide 19 - Quizvraag
Water verdampt uit zee, stijgt op, koelt af, condenseert, vormt een wolk en valt als neerslag boven land. Hier is sprake van:
A
grondwater
B
korte waterkringloop
C
cirkel-irrigatie
D
lange waterkringloop
Slide 20 - Quizvraag
Het grootste deel van de Rijn ligt in...
A
Duitsland
B
Nederland
C
Italië
D
Zwitserland
Slide 21 - Quizvraag
Welk twee risicogebieden voor overstromingen zijn juist?
A
Gebieden met gemengde rivieren en veel neerslag in de zomer
B
Gebieden met gemengde rivieren en veel neerslag in de winter
C
Gebieden met regenrivieren en hevige regenval in de zomer
D
Dichtbeboste gebieden in Zuidoost-Azië
Slide 22 - Quizvraag
Op de foto hiernaast zie je de...
A
bovenloop
B
middenloop
C
benedenloop
D
monding
Slide 23 - Quizvraag
Als de vraag naar water groter is dan de aanvoer van schoon water, spreken we van..
A
waterschaarste
B
watertekort
C
waterschaarste en watertekort zijn allebei goed
D
waterschaarste en watertekort zijn allebei fout
Slide 24 - Quizvraag
Wat is GEEN oorzaak van waterschaarste?
A
bevolkingsgroei
B
klimaatverandering
C
watertransport
D
verstoring van de natuur
Slide 25 - Quizvraag
Wat houdt 'Oppervlaktewater' in?
A
Water in zeeën, rivieren en meren
B
Water dat wordt opgepompt
C
Vervuild water
D
Brak water
Slide 26 - Quizvraag
Hier zie je een voorbeeld van:
A
Fysiek watertekort
B
Economisch watertekort
Slide 27 - Quizvraag
Wat is een voorbeeld van
economisch watertekort?
economisch watertekort?
A
Te weinig water aanwezig in de ondergrond
B
Te weinig neerslag
C
Te weinig geld om waterpompen te maken
D
Te weinig geld voor irrigatie
Slide 28 - Quizvraag
Wat zijn nadelen van een stuwdam?
2 antwoorden zijn goed.
2 antwoorden zijn goed.
A
Mensen moeten verhuizen die in het gebied wonen
B
Er is weinig landbouw mogelijk.
C
Landen krijgen ruzie
D
Er komen teveel vissen in het stuwmeer.
Slide 29 - Quizvraag
Hoe noemen we de neerslag die beschikbaar is voor gebruik?
A
Stijgingsregen
B
Neerslagverdeling
C
Piekafvoer
D
Nuttige neerslag
Slide 30 - Quizvraag
Hieronder staan de klimaatgegevens van vier verschillende gebieden. In welk gebied is de nuttige neerslag het hoogst?
A
Neerslag 2000 mm per jaar, gemiddelde jaartemperatuur 15 graden Celsius
B
Neerslag 500 mm per jaar, gemiddelde jaartemperatuur 15 graden Celsius
C
Neerslag 2000 mm per jaar, gemiddelde jaartemperatuur 8 graden Celsius
D
Neerslag 500 mm per jaar, gemiddelde jaartemperatuur 8 graden Celsius
