rekenen 3T

Rekenen 3T
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 3

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Rekenen 3T

Slide 1 - Tekstslide

herhaling vorige les
3.3  Delen met decimale getallen.
Wat weten we nog?
Delen door 10, 100, 1000 enzovoort? 

Slide 2 - Tekstslide

Waar begin je mee als je deelt met decimale getallen?
A
komma's weghalen
B
afronden
C
een schatting maken
D
de getallen groter maken

Slide 3 - Quizvraag

Delen met decimale getallen
1. maak een schatting door de getallen af te ronden op gehele getallen. (bijv. 20,25:1,5= 20:2= 10)
2. haal de komma's uit de som
3. heb je het antwoord? zet de komma weer terug op de juiste plek op basis van jouw schatting.
 

Slide 4 - Tekstslide

oefen opdrachten
1. 48,3:1000=
2. 3,96:100=
3. 33,6:10=
4. 20,25:1,5=

Slide 5 - Tekstslide

3.4 Afronden
Doel: je leert afronden op gehele getallen en decimalen
Wat zijn decimalen?
Hoe rond je af als je het hebt over geld?
Hoe rond je getallen af?

Slide 6 - Tekstslide

oefenopdracht
4,649,-  

Rond af op 2 decimalen
Rond af op 5 cent
Rond af op hele euro's

Slide 7 - Tekstslide

4.1 vlakke en ruimtelijke figuren

Slide 8 - Tekstslide

4.2 eigenschappen vlakke figuren

Lijnen die dezelfde richting hebben en elkaar niet snijden zijn evenwijdig of parallel
Lijnen die elkaar onder een rechte hoek (90graden) snijden, noemen we loodrecht of haaks

Slide 9 - Tekstslide

4.2 eigenschappen vlakke figuren

Een figuur die je kunt dubbelvouwen zodat de beide helften netjes op elkaar passen, heet spiegel symmetrisch of lijn symmetrisch
Een figuur die je na draaien met zichzelf samenvalt, heet draai symmetrisch

Slide 10 - Tekstslide

4.3 lengte en omtrek
Bij het meten van breedte, dikte, diepte, hoogte en afstand bepaal je de lengte. De eenheid van lengte is de meter.
De omtrek van een figuur is de lengte die je meet als je om het figuur heen moet.
                                                 Bij het omrekenen van lengtematen kun                     je dit schema gebruiken:

Slide 11 - Tekstslide

4.4 oppervlakte
Oppervlakte= lengte x breedte 
vergeet bij het antwoord het kleine tweetje niet (vierkante)
oppervlakte driehoek= zijde x hoogte : 2

Slide 12 - Tekstslide

4.5 inhoud
inhoud= lengte x breedte x hoogte
Inhoud druk je uit in kubieke, vergeet het kleine drietje niet bij het antwoord

Slide 13 - Tekstslide