Redekundig ontleden: oefenzinnen met uitwerking

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Julie  heeft  tijdens de vakantie  haar mobiel op straat laten vallen.

pv = 

ow= 

WG of NG=

lv = 

bwb = 

Julie/heeft/tijdens de vakantie/haar mobiel/ op straat/laten vallen.

pv = heeft

ow= Julie

WG = heeft laten vallen

lv = haar mobiel

bwb = tijdens de vakantie, op straat

Vanwege een studiedag zijn de leerlingen morgen vrij

pv = 

ow = 

WG of NG = 

bwb = 

Vanwege een studiedag /zijn/ de leerlingen/ morgen/ vrij

pv = zijn

ow = de leerlingen

NG = zijn vrij

wd = zijn, nd = vrij

bwb = vanwege een studiedag, morgen

Na het feest/ hebben/ wij/ haar/ naar huis / gebracht

pv = hebben

ow= wij

wg = hebben gebracht

lv = haar

bwb = na het feest, naar huis

z.w.w. = gebracht, h.w.w. = hebben

Ik/ zal/ vandaag/ nog/ een maaltijd/ voor jou/ koken.

pv = zal

ow= ik

wg = zal koken

lv = een maaltijd

mv = voor jou

bwb = vandaag, nog

z.w.w. = koken, h.w.w. = zal

Hij/ is/ ook/ docent/ geworden. 

pv = is

ow = hij

NG = is docent geworden

wd = is geworden

nd = docent

bwb = ook

k.w.w. = geworden, h.w.w. = is

Hij /wordt /met de dag /fanatieker.

pv = wordt

ow= hij

NG = wordt fanatieker

wd = wordt

nd = fanatieker

bwb = met de dag

k.w.w. = wordt

Al het geld /bleek /opeens/ waardeloos /geworden.

pv = bleek

ow = al het geld

NG = bleek waardeloos geworden (wd = bleek geworden, nd = waardeloos)

bwb = opeens

k.w.w. = geworden, h.w.w. = bleek

Een groep supporters /begon/ met stoelen/ te gooien.

pv = begon

ow= een groep supporters

wg = begon te gooien

bwb = met stoelen

z.w.w. = (te) gooien, h.w.w. = begon

Piet Mondriaan/ heeft/ een groot deel van zijn leven/ in het buitenland/ gewerkt.

pv = heeft

ow = Piet Mondriaan

wg = heeft gewerkt

bwb = een groot deel van zijn leven, in het buitenland

z.w.w. = gewerkt, h.w.w. = heeft

Monica/ schijnt/ zangeres /geworden te zijn. 

pv = schijnt

ow = Monica

NG = schijnt zangeres geworden te zijn (wd = schijnt geworden te zijn, nd = zangeres)

k.w.w. = geworden, h.w.w. = schijnt, (te) zijn

Het /stormt/ nu /op de camping.

pv = stormt

loos onderwerp = het

wg = stormt

bwb = nu , op de camping

z.w.w. = stormt