- Maken: deze LessonUp en bijbehorende opdrachten uit Kern. Je vind de kopietjes van Kern ook bij 'bestanden' in Teams (lesmateriaal - Methode Kern - kopietjes)
Leerdoelen:
-Herhaling woordsoorten klas 1
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2
In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Goedemorgen klas 2C
Vandaag...
- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Goedemorgen klas 2K
Vandaag, vrijdag 4 februari:
- Stillezen
- Grammatica woordsoorten
Huiswerk donderdag 10 februari
- Maken: deze LessonUp en bijbehorende opdrachten uit Kern. Je vind de kopietjes van Kern ook bij 'bestanden' in Teams (lesmateriaal - Methode Kern - kopietjes)
Leerdoelen:
-Herhaling woordsoorten klas 1
Slide 1 - Tekstslide
timer
15:00
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoelen
- Ik kan een voorzetsel herkennen
- Ik kan een bijwoord herkennen
- Ik ken de verschillende voornaamwoorden
Slide 3 - Tekstslide
Voorzetsel
Kastwoordjes
Geeft plaats, tijd , reden/oorzaak aan
Staat voor een voornaamwoord, zelfstandig naamwoord,
Plaats: in de schuur, te Nijmegen, op het dak, bij mij.
Tijd: tijdens de pauze, gedurende de oorlog, na de les.
Reden/oorzaak: vanwege de dichte mist, door de kredietcrisis.
Slide 4 - Tekstslide
Maak een zin met een voorzetsel
Slide 5 - Open vraag
VOORZETSEL
Op
de
Domtoren
in
Utrecht
heb
je
een
prachtig
uitzicht.
Slide 6 - Sleepvraag
Voorzetsel
Soms is een voorzetsel deel van een uitdrukking.
Bv. Iemand op zijn nummer zetten, Iets achter de hand
houden.
Let op: een deel van een splitsbaar werkwoord (aankijken, namaken, uitzwaaien) noem je geen voorzetsel! Dit hoort namelijk bij het werkwoord.
Slide 7 - Tekstslide
Zijn de rode, onderstreepte woorden werkwoord of voorzetsel?
een hele zin, een werkwoord (hard fietsen), een bijvoeglijk naamwoord (heel mooi), een ander bijwoord (heelerg mooi)
Slide 12 - Tekstslide
Een bijwoord zegt iets over:
A
een werkwoord
B
een bijvoeglijk naamwoord
C
een bijwoord
D
een zelfstandig naamwoord
Slide 13 - Quizvraag
Is 'prachtig' in deze zin een bijvoeglijk naamwoord of een bijwoord?
Julia kan prachtig zingen.
A
bijvoeglijk naamwoord
B
bijwoord
Slide 14 - Quizvraag
bijvoeglijk naamwoord (BN)
bijwoord (BW)
De
burgemeester
moest
hard
lopen
naar
de
dichtsbijzijnde
bushalte.
Slide 15 - Sleepvraag
Opdracht deze les
kopie KERN
blz. 23 opdracht 3 maken
Klaar?
Verder werken met opdracht 4-5
timer
3:00
Slide 16 - Tekstslide
Nakijken kern opdr. 3
a. ooit
b. explosief
c. altijd, daar, wel
d. zeker, nog, niet
e. waarom, ook, altijd
f. er, morgen, minstens
Slide 17 - Tekstslide
Aanwijzend voornaamwoord
Wijst iets aan:
deze, die, dit, dat, zo'n, dergelijke
Deze dag gaat heel leuk worden.
Die leerling heeft goed gescoord!
Staat meestal voor een ZN: deze hond
maar je kan het er ook achter denken: luistert beter dan die (hond).
Slide 18 - Tekstslide
Wat is een aanwijzend voornaamwoord?
A
die, dit
B
jouw, mijn
C
ik, jij
Slide 19 - Quizvraag
Vragend voornaamwoord
Staat aan het begin van een vraag:
Wie, wat, welke, wat voor (een)
Bijvoorbeeld: Wie loopt daar in de verte?
Slide 20 - Tekstslide
vragend
voornaamwoord
aanwijzend voornaamwoord
Van
wie
is
die
mooie
sjaal?
Slide 21 - Sleepvraag
aanwijzend voornaamwoord
vragend voornaamwoord
hetzelfde
deze
wie
zulke
welke
Slide 22 - Sleepvraag
vragend voornaamwoord
bijwoord
waarom
waar
wat voor (een)
welke
wat
wanneer
hoe
wie
Slide 23 - Sleepvraag
Onbepaald voornaamwoord
Duidt een persoon of ding aan,
maar zegt niet precies wie of wat.
Iemand, niemand, iedereen, men, het, iets, een zekere
Let op: het woordje 'je' is onbepaald als het 'men' betekent.
'Tegenwoordig kun je beter geen lifters meenemen.'
Slide 24 - Tekstslide
vragend voornaamwoord
onbepaald
voornaamwoord
ieman d sommige
iets
verwijst niet naar een specifiek persoon of ding
vervangt een persoon of ding
wie
wat
welke
Slide 25 - Sleepvraag
Maak de juiste combinaties
Was dit jouw boek of het zijne ?
Hij staarde voor zich uit.
Jack houdt niet van zulke/dergelijke opmerkingen.
Heb je nog iets van hem gehoord?
Bezittelijk voornaamwoord
Persoonlijk voornaamwoord
Aanwijzend voornaamwoord
Onbepaald voornaamwoord
Slide 26 - Sleepvraag
Betrekkelijk voornaamwoord
Die, dat, wie of wat
Het betrekkelijk voornaamwoord staat altijd achter een zn.
Het betrekkelijk voornaamwoord verwijst naar dat zn (de antecedent)
Slide 27 - Tekstslide
Persoonlijk voornaamwoord
Betrekkelijk voornaamwoord
Onbepaald voornaamwoord
Dat is alles, wat ik wilde zeggen.
Zij gaan naar hen.
Niemand praat met piet.
Slide 28 - Sleepvraag
Een betrekkelijk voornaamwoord is een
woord [ ] veel mensen lastig vinden om juist te gebruiken. De regel [ ] zegt dat je moet kijken naar het lidwoord om de juiste keuze te maken, is niet bij iedereen bekend. Zo worden vaak onbedoeld grappige uitspraken gedaan, [ ] dan weer leuk is voor iemand die de regel wél kent.