chapitre 1 Grandes Lignes chapitre 2

Chapitre 1 
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Chapitre 1 

Slide 1 - Tekstslide

Que faire? 
Jullie gaan oefenen met de bronnen van Chapitre 1
- leer de bronnen A t/m H en 
"fais les exercices"

Bonne chance 

Slide 2 - Tekstslide

Explication
1e deel Grammaire Bronnen D + H 
=> herhaal werkwoord Avoir présent,
=> herhaal Passé composé
=> herhaal "bezittelijk voornaamwoord"

2e deel Phrases clés 

   

Slide 3 - Tekstslide

Avoir
j'
tu
il/elle/on
ils/elles
ai
as
a
ont

Slide 4 - Sleepvraag

Passé composé
Manger
j'ai
Parler
tu as
Danser
il a
Jouer
on a
Aimer
nous avons
mangé
parlé
dansé
joué
aimé

Slide 5 - Sleepvraag

Sleep de vervoegingen naar het juiste vakje
Passé composé
Geen passé composé
Je regarde
Il parle
Ils ont parlé
Nous avons regardé
J'ai sauté
Nous sautons
Vous fermez
Vous avez fermé

Slide 6 - Sleepvraag

Voltooid deelwoord van 'faire'
Voltooid deelwoord van 'avoir'
Voltooid deelwoord van 'être' 
fait
(on a fait - men heeft gedaan)
été
(tu as été - jij bent geweest)
eu
Il a eu - hij heeft gehad)

Slide 7 - Sleepvraag

Passé composé
-er
j'ai
être
il a
avoir
on a
faire
nous avons
travaillé
été
eu
fait

Slide 8 - Sleepvraag

zijn
ons
jullie

hun


jouw

mijn
notre,notre,nos
leur, leur,leurs
mon,ma,mes
votre,votre,vos
ton,ta,tes
son,sa,ses

Slide 9 - Sleepvraag

de bezittelijke voornaamwoorden enkelvoud
Maak de juiste combinaties.
MIJN
JOUW
ZIJN/HAAR
  mon
 ton
  son
  ta
  tes
  mes
  ses
   ma
  sa

Slide 10 - Sleepvraag

de Bezittelijke Voornaamwoorden meervoud
Maak de juiste combinaties.
ONS/ONZE
JULLIE / UW
HUN
    nos
  votre
   leur
   notre
      vos
    leurs

Slide 11 - Sleepvraag

Sleep de juiste 2 bezittelijke voornaamwoorde naar het midden
une piscine
ma 
mon
mes
ton
ta
tes

Slide 12 - Sleepvraag

MON
MA
MES
MA

Slide 13 - Sleepvraag

La météo: sleep het juiste weer naar het juiste plaatje.
Il fait mauvais
Il fait chaud
Il fait froid
Il fait 22 degrés

il fait beau

Slide 14 - Sleepvraag

Waar ben je geweest?
C'était comment tes vacances?
C'était magnifique
J'ai fait du sport.
C'était terrible
Je ne suis pas allé en vacances.
J'ai été au Canada.
Tu as été où ?
Ik heb gesport
Hoe was je vakantie?
Het was geweldig 
Het was vreselijk.
Ik ben in Canada geweest.
Ik ben niet op vakantie geweest.

Slide 15 - Sleepvraag

Les sports | Faire + du / de la / de l' / des

1.


2.
3.
4.
5.
Faire du cheval
Faire de la natation
Faire du ski
Faire du jogging
Faire du vélo

Slide 16 - Sleepvraag