A1C Ww-spelling H1

timer
10:00
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Planning vandaag:
  • Uitleg werkwoordspelling blz. 36-37
Persoonsvorm
  • Bespreken huiswerk H1 (opdr. 1 t/m 5)
  • Maken/nakijken opdrachten
  • Afsluiting les

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
  • de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd correct spellen.

Slide 3 - Tekstslide

Hoe vind ik de persoonsvorm (pv) in een zin?
Hoe vind ik de pv in een zin?

Slide 4 - Tekstslide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt)
Bij de spelling van de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd, ga je uit van de ik-vorm. 

Let op! de ik-vorm is niet hetzelfde als de stam! 

Slide 5 - Tekstslide

Hoe vind je de ik-vorm? 
Je haalt van het hele werkwoord -en af. Je houdt de stam over. 
(hele werkwoord = infinitief)

Voorbeeld: werken - en = werk 
Voorbeeld: raden - en = rad

Ik rad? Nee! Ik raad

Soms moet je letters toevoegen of weglaten om de juiste ik-vorm te krijgen. 

Slide 6 - Tekstslide

De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Het onderwerp van de zin vind je door de volgende vraag te stellen:
A
Wie doet het?
B
Waar + pv+ wg?
C
wie/wat+ pv?
D
Wat gebeurt er in de zin?

Slide 8 - Quizvraag

Welk woord in de zin is de persoonsvorm?
Ik fiets op mijn fiets naar school
A
fiets (1e woordje)
B
fiets (2e woordje)
C
Ik
D
school

Slide 9 - Quizvraag

Noteer de stam en de ik-vorm van:
fietsen
(dus 2 werkwoorden)

Slide 10 - Open vraag

Noteer de stam en de ik-vorm van
lopen
(dus 2 werkwoorden)

Slide 11 - Open vraag

Noteer de stam en de ik-vorm van
beloven
(dus 2 werkwoorden)

Slide 12 - Open vraag

Hoe schrijf je de persoonsvorm in de tt? (pvtt)
Ik voor de pv of achter de pv, alleen de ik-vorm 
Voorbeeld: ik loop /loop ik? 
Ik vind / vind ik? 

Jij / je achter de pv
: ik-vorm 
Voorbeeld: Raad jij / je 
Loop jij / je 
Vind jij / je

Slide 13 - Tekstslide

In alle andere gevallen in het enkelvoud ik-vorm + t 
Voorbeeld: jij/ zij/ hij klimt 
Jij/ zij/ hij vindt 

In het meervoud: hele werkwoord 
Voorbeeld: wij zwemmen
jullie zwemmen 
zij zwemmen 


Slide 14 - Tekstslide

Huiswerk week 36 
Spelling H1: werkwoorden blz. 36-37
Maken opdracht 1 t/m 5

Je krijgt nu tijd om deze opdrachten te maken. Als je deze (al) af hebt, kun je met het huiswerk van H2 ww-spelling beginnen
Spelling H2: werkwoorden blz. 66-67
Maken opdracht 1 t/m 6
Als je klaar bent, krijg je een extra opdracht van mij.

Slide 15 - Tekstslide