A1. Transport door de bloedbaan (opg.1)

Biofysica
Introductie van de transportsystemen in het lichaam:
  • A.1 Transport door de bloedbaan
  • A.2 Transport door de celwand
  • A.3 Geleiding in een zenuwcel
Planning: Repetitie (PTA) vrijdag 19 maart op school

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Biofysica
Introductie van de transportsystemen in het lichaam:
  • A.1 Transport door de bloedbaan
  • A.2 Transport door de celwand
  • A.3 Geleiding in een zenuwcel
Planning: Repetitie (PTA) vrijdag 19 maart op school

Slide 1 - Tekstslide

A1. Transport door de bloedbaan
Zie video's in de classroom

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Analogie vloeistofstroom - elektrische stroom

Slide 4 - Tekstslide

Weerstand per bloedvat
  • ALS boven elkaar staande weerstanden even groot zijn,
  • DAN kan je ze als parallel zien (alsof de rode lijn verbinding er is) en vervangen door één weerstand
  • En dan ontaat de serieschakeling van figuur A.3

Slide 5 - Tekstslide

Vloeistofstroom
Debiet Q = ΔV / Δt
Weerstand R = Δp / Q

O.b.v. materiaaleigenschap:
R = 8 . η . L / (π . r4)
met η = viscositeit
Pas op: dezelfde letters met andere betekenis
Elektrische stroom
Stroom I = Q / t
Weerstand R = U / I

O.b.v. materiaaleigenschap:
R = ρ . L / A
met ρ = soortelijke weerstand

Slide 6 - Tekstslide

Wat is viscositeit?
timer
0:45

Slide 7 - Open vraag

Formules BINAS 35C2
Een handige formule die niet in het katern staat (maar wel in BINAS 35C2) is:
Q = A. v = constant
"Er kan geen vloeistof verdwijnen." Als de rijn smaller wordt moet het wel harder stromen (A kleiner, v groter).

Slide 8 - Tekstslide

Opgave 1a
Het grootste drukverschil krijgen de slagadertjes (Δp = 80 - 32 = 48 mmHg).

Vergelijk elektrisch: de grootste serieweerstand krijgt het grootste deel van de totale spanning

Slide 9 - Tekstslide

Bloeddrukmeting
  1. Manchet om arm
  2. Oppompen tot bloedvat in de arm dichtgedrukt wordt
  3. Druk in manchet wordt constant afgelezen.
  4. Langzaam lucht uit de manchet en luisteren!

Slide 10 - Tekstslide

Stroming
Er zijn twee soorten stroming:
  • Turbulent: lawaai
  • Laminair: stil

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Slide 13 - Video

Slide 14 - Video

Waar moet je de bloeddruk meten en waarom?
timer
1:00

Slide 15 - Open vraag

Meet je bloeddruk verder van het hart dan is de gemeten waarde als gevolg van de weerstand van de bloedvaten:
A
te laag
B
te hoog

Slide 16 - Quizvraag

Meet je bloeddruk lager dan het hart dan is de gemeten waarde als gevolg van de hoogte:
A
te laag
B
te hoog

Slide 17 - Quizvraag

Fouten bloeddrukmeting
Te ver van het hart: Δp = Q. R
Te laag: Δp = h . ρ . g (met de dichtheid van bloed!, niet kwik)

Slide 18 - Tekstslide

Statische druk
Het gewicht van de vloeistof zorgt voor (extra) druk:
p = Δh . g . ρ . Dit geldt algemeen voor iedere vloeistof en is een statisch effect, geen stromingseffect.

Als eenheid:  BINAS 5: mmHg = 133 Pa (onafh. dichtheid Hg)
Ik kan dus bloeddruk uitdrukken in kwikdruk. Gek zeg.
Onze luchtdruk is ongeveer 760 mmHg = 1 atm = 1e5 Pa.

Slide 19 - Tekstslide

Gegevens bloed
Geluidssnelheid = 1,58e3 m/s (BINAS 15A bij T=310 K)
Dichtheid = 1,05e3 kg/m3 = bijna water (BINAS 84D), maar katern opgave 4 zegt 1,03e3 kg/m3
Viscositeit = 5e3 Pa.s (niet nauwkeurig BINAS 84D,
maar katern blz 9 zegt 3,6e3 Pa.s, en opgave 9 zegt 3,2e3 Pa.s)
Gebruik de waarden uit BINAS (gebruik van de waarden uit het katern wordt niet fout gerekend)

Slide 20 - Tekstslide

Huiswerk
Maak opgave 2-5

Correctie opgave 5: cos in teller, Thuid = 37 C

Slide 21 - Tekstslide