Herhaling van inkoopfactuurprijs naar consumentenprijs
Herhaling van inkoopfactuurprijs naar consumentenprijs
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 3
In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Herhaling van inkoopfactuurprijs naar consumentenprijs
Slide 1 - Tekstslide
Hoe noem je de prijs die je voor je artikelen betaalt aan de leverancier?
A
inkoopprijs
B
bedrijfskosten
C
verkoopprijs
D
consumentenprijs
Slide 2 - Quizvraag
Hoe noem je het verschil tussen de verkoopprijs en de inkoopprijs?
A
inkoopprijs
B
brutowinst
C
verkoopprijs
D
consumentenprijs
Slide 3 - Quizvraag
Wat is de consumentenprijs?
A
verkoopprijs zonder btw
B
de btw
C
verkoopprijs met btw
D
inkoopprijs
Slide 4 - Quizvraag
Hoe heet je de inkoopprijs inclusief btw?
A
inkoopfactuurprijs
B
verkoopprijs
C
verkoopprijs met btw
D
inkoopprijs
Slide 5 - Quizvraag
BTW is een afkorting. BTW staat voor ...
A
belasting over de toenemende waarde
B
belasting tegen waarde
C
belasting toegevoegde winkel
D
belasting over de toegevoegde waarde
Slide 6 - Quizvraag
Hoe heet de prijs die jij in de winkel betaalt?
A
Consumentenprijs
B
Verkoopprijs
Slide 7 - Quizvraag
21% BTW?
9% BTW?
Slide 8 - Sleepvraag
Wat kan de winkelier doen met de BTW die hij/zij betaald over de inkopen?
Slide 9 - Open vraag
Hoeveel procent btw betalen de consumenten voor een fiets?
A
12%
B
21%
C
6%
D
9%
Slide 10 - Quizvraag
De consumentenprijs van een paar Adidas sneakers is € 69,95. Het BTW tarief is hoog. De netto-verkoopprijs is dan:
A
55,26
B
57,81
Slide 11 - Quizvraag
De nettoverkoopprijs van een Samsung S20 is € 190,-. De brutowinst op deze telefoon bedraagt € 35,-. Bereken de brutowinst in procenten van de inkoopprijs en in procenten van de nettoverkoopprijs. Er zijn dus 2 antwoorden goed!
A
18,4%
B
16,3%
C
19,1%
D
15,6%
Slide 12 - Quizvraag
De nettoverkoopprijs van een schoenenkastje bij de Ikea is € 65,-. Het BTW tarief is hoog. De consumentenprijs is dan:
A
59,63
B
53,72
C
78,65
D
70,85
Slide 13 - Quizvraag
De inkoopfactuurprijs van een product is € 12,63. het btw tarief is laag. De inkoopprijs van dit product is dan:
A
11,40
B
10,44
C
11,59
D
9,98
Slide 14 - Quizvraag
Een winkelier heeft goederen ingekocht bij de groothandel. de inkoopprijs van deze goederen is € 1.275,85 exclusief 21% btw. Bereken de inkoopfactuurprijs van deze goederen.
A
1.054,42
B
1.543,78
Slide 15 - Quizvraag
Consumtenprijs
verkoopprijs + btw = consumentenprijs
9% btw
21% btw
Slide 16 - Tekstslide
De verkoopprijs van een VW Polo is € 17.500,-. Het BTW tarief is hoog. Wat is de consumentenprijs?
A
€21.175
B
€ 22.151,90
C
€ 19.075
Slide 17 - Quizvraag
De verkoopprijs van een fiets is € 495. Het hoge btw-tarief geldt. Hoeveel € is de consumentenprijs?
A
€ 409,10
B
€ 598,95
C
673,78
D
755,00
Slide 18 - Quizvraag
De consumentenprijs voor een knipbeurt bij de kapper is € 18,50. Het btw-tarief is 9%. Wat is de verkoopprijs?
A
€ 16,97
B
€ 20,17
C
€ 15,29
D
€ 16,84
Slide 19 - Quizvraag
De verkoopprijs van een iPhone is € 332,75. De btw is 21%. Hoeveel € is de consumentenprijs?
A
€ 402,63
B
€ 288,-
C
€ 399,30
D
€ 275,-
Slide 20 - Quizvraag
De verkoopprijs van een scooter is € 1150,-. Het btw-tarief is 21%. Wat is de consumentenprijs?
A
€ 1291,50
B
€ 1391,50
C
€ 1412,85
D
€ 1450,95
Slide 21 - Quizvraag
De consumentenprijs voor een computer is € 2.149,-. Het btw-tarief is 21%. Wat is de verkoopprijs?
A
€ 1.467,-
B
€ 1.675,47
C
€ 1.775,07
D
€ 1.776,03
Slide 22 - Quizvraag
De verkoopprijs van een brood is € 1,80. Het btw-tarief is 9%. Wat is de consumentenprijs?
A
De consumentenprijs is € 1,65
B
De consumentenprijs is € 1,96
C
De consumentenprijs is € 1,99
D
De consumentenprijs is € 2,10
Slide 23 - Quizvraag
De verkoopprijs is € 96. Bereken de consumentenprijs met 21% btw.