Thema 2: Organismen ordenen

BS 2 Organismen ordenen
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

BS 2 Organismen ordenen

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  • Terugblik
  • Lesdoelen
  • Uitleg basisstof 2
  • Maken opdrachten
  • Huiswerk

Slide 2 - Tekstslide

                                 Terugblik:


Twee soorten reclame
Lay-out
Terugblik
Hoe ging het? Nog vragen?

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een stamboom?
A
Een diagram dat de geschiedenis van een familie laat zien
B
Een diagram van de structuur van een cel
C
Een overzicht van de levenscyclus van een organisme
D
Een grafiek van iemands DNA

Slide 4 - Quizvraag

Verwantschap is...
A
binnen één soort vergelijkbare eigenschappen hebben
B
het veranderen van een bestaande soort in een nieuwe soort
C
dieren die in dezelfde groep leven en bij elkaar blijven
D
een vergelijkbare eigenschap van een gemeenschappelijke voorouder krijgen

Slide 5 - Quizvraag

Wat zijn kenmerken van eenvoudige levensvormen?
A
eencellig en levend in het water
B
meercellig en levend in het water
C
eencellig en levend op het land
D
meercellig en levend op het land

Slide 6 - Quizvraag

Nog vragen?
Ja
Nee

Slide 7 - Poll

BS 2 Organismen ordenen

Slide 8 - Tekstslide

Leerdoelen
* Je kunt organismen indelen door te kijken naar 
   gemeenschappelijke kenmerken.
* Je kunt de kenmerken noem van de cellen van bacteriën,
    schimmels, planten en dieren.

Slide 9 - Tekstslide

Hoofdgroepen
We kunnen alle organismen indelen in 2 hoofdgroepen:
* Prokaryoten: Organismen  
   zonder celkern
* Eukaryoten: Organismen 
    met celkern

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Kenmerken
Bij het ordenen van organismen kijken we naar verschillende kenmerken. 
* Aantal cellen
* Aanwezigheid van celkernen
* Aanwezigheid van celwanden
* Aanwezigheid van bladgroenkorrels
* Relatieve grootte

Slide 12 - Tekstslide

Aantal cellen
Er zijn eencellige organismen en meercellige organismen.
Bacteriën zijn altijd eencellig (prokaryoten)
Schimmels, planten  en  dieren kunnen ook eencellig zijn.
Voorbeelden van eencellige eukaryoten zijn: Gist, boomalg en het pantoffeldiertje.

Slide 13 - Tekstslide

Aanwezigheid van celkernen en celwanden
Cellen van schimmels, planten en dieren hebben een celkern.
Bacteriën hebben geen celkern. De chromosomen liggen los in het cytoplasma.

Dieren zijn de enige organismen die geen celwand om hun cellen hebben. Bacteriën, schimmels en planten hebben wel celwanden om hun cellen.

Slide 14 - Tekstslide

Aanwezigheid van Bladgroenkorrels
Alleen bij planten  komen in het cytoplasma bladgroenkorrels voor. Bacteriën, schimmels en dieren hebben geen bladgroenkorrels.

Relatieve grootte
De cellen van organismen verschillen in grootte. Bacteriën zijn veel kleiner dan de cellen van andere organismen.

Slide 15 - Tekstslide

4 Rijken
Door te kijken naar
gemeenschappelijke kenmerken
kunnen we organismen indelen
in steeds kleinere groepen.

De 4 rijken zijn:
-Bacterien
-Schimmels
-Planten
-Dieren

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video