Vervolg Hs 5 Verzekeren (en herhaling liquiditeitsbegroting)

Hs 5 Verzekeren
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hs 5 Verzekeren

Slide 1 - Tekstslide

Programma




LessonUp verzekeringen (10 min)
Opgaven maken 
Afsluiting: wat heb je geleerd?

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Welke uitgaven zijn geen kosten?
A
Huurkosten
B
Energierekening
C
Aflossing
D
Rentekosten

Slide 4 - Quizvraag

Welke kosten zijn geen uitgaven?
A
Huurkosten
B
Afschrijvingskosten
C
Loonkosten
D
Interestkosten

Slide 5 - Quizvraag

Welke ontvangsten zijn geen opbrengsten?
A
Debiteuren die betalen
B
Contante verkopen
C
Verkopen op rekening
D
Ontvangen huurbetalingen

Slide 6 - Quizvraag

Lesdoelen, je kunt:

  • Verschillende verzekeringen en vormen van consumptief krediet uitleggen.

Slide 7 - Tekstslide

Soorten verzekeringen
Brandverzekering - Transportverzekering - Kredietverzekering - Bedrijfsschadeverzekering - Exportkredietverzekering - Productaansprakelijkheidsverzekering - WA verzekering - Rechtsbijstandverzekering - Premier risqueverzekering -  Levensverzekering -  Lijfrenteverzekering - Pensioenverzekering - Compagnonsverzekering

Slide 8 - Tekstslide

Op welke balanspost hebben de kredietverzekering en de exportkredietverzekering betrekking?
A
Crediteuren
B
Inventaris
C
Debiteuren
D
Voorraad goederen

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Welke verzekering is GEEN schadeverzekering?
A
Brandverzekering
B
Productaansprakelijk-heidsverzekering
C
Pensioenverzekering
D
Kredietverzekering

Slide 12 - Quizvraag

Welke verzekering is GEEN sommenverzekering?
A
Pensioenverzekering
B
Productaansprakelijk-heidsverzekering
C
Compagnons-verzekering
D
Lijfrenteverzekering

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Voorbeeld inboedelverzekering
  • Je krijgt je eerste huis en koopt voor 20.000 meubels etc.
  • Je verzekert die inboedel ook voor  20.000
  • In de loop van jaren, koop je er spullen bij.
  • Na 10 jaar heb je voor 40.000 inboedel. Op dat moment wordt er ingebroken en wordt er voor 10.000 gestolen.
  • Hoeveel vergoeding krijg je van je verzekeraar?

Slide 18 - Tekstslide

Voorbeeld inboedelverzekering
  • Verzekerde waarde: 20.000
  • Gezonde waarde op moment van schade: 40.000
  • Schadebedrag: 10.000
  • Verzekeringsbreuk: verzekerde waarde : gezonde waarde = 20.000 : 40.000 = 0,5 (onderverzekering < 1)
  • Vergoeding = verzekeringsbreuk x schadebedrag = 0,5 x 10.000 = 5.000

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Voorbeeld inboedelverzekering
  • Wat is de vergoeding als je ook een premier risqueverzekering had?
  • Dan ben je ook verzekerd tegen 'onderverzekering' en krijg je de hele schade vergoed => 10.000
  • Je kan ook oververzekering hebben. Dan is verzekeringsbreuk > 1. Maar krijg je niet meer dan de schade uitgekeerd.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Opdracht


Huiswerk 5.1 t/m 5.3. Nu ook 5.4
timer
10:00

Slide 23 - Tekstslide

Lesdoelen, je kunt:

  • Verschillende verzekeringen en vormen van consumptief krediet uitleggen.

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Opdracht

8 groepen maken 
ieder groepje een vorm van consumptief krediet uitleggen
timer
10:00

Slide 26 - Tekstslide

Groepsopdracht
  • Beginnen individueel in stilte paragraaf 5.5 te lezen.
  • We maken 8 groepen, iedere groep krijgt 1 van de 4 vormen om uit te leggen.
  • Na 10 minuten overleggen twee groepen met dezelfde vorm met elkaar.
  • Presentatie van iedere groep aan de klas.

Slide 27 - Tekstslide

Opdracht
In par. 5.5 staan 4 vormen van consumptief krediet:
  • Doorlopend krediet
  • Persoonlijke lening
  • Koop op afbetaling
  • Huurkoop

Slide 28 - Tekstslide

Wat?
Hoe?

Tijd?


Hulp?
Uitkomst?
Ieder groepje: uitleg 1 van de 4 vormen
Leg de kenmerken uit van jullie consumptief krediet. Gebruik voorbeeelden
15 min. lezen tekst, 10 min in eigen groep overleggen, 10 min. met andere groep overleg. Max. 5 min. voor de klas uitleggen.
Paragraaf 5.5
Iedereen uit het groepje kan de uitleg voor de klas vertellen en vragen beantwoorden.

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Opdracht


Maken: opgave 5.7 - 5.8 - 5.11
timer
10:00

Slide 35 - Tekstslide