In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
3,4 uur = ........ uur en ........ minuten
A
3 uur en 40 minuten
B
3 uur en 24 minuten
C
3 uur en 4 minuten
D
3 uur en 12 minuten
Slide 1 - Quizvraag
0,6 dagen = .... uur en .... minuten
A
6 uur en 0 minuten
B
7 uur en 20 minuten
C
14 uur en 40 minuten
D
14 uur en 24 minuten
Slide 2 - Quizvraag
Samenvatting Hoofdstuk 8
Eenheden van tijd
Eenheden van snelheid
Verhoudingen
Grote getallen
Eenheden van informatie
Wetenschappelijke notatie
Slide 3 - Tekstslide
Toetsvragen
Zorg dat je je boek, pen, papier
en rekenmachine
bij je hebt.
SUCCES!
Slide 4 - Tekstslide
12,2 uur = ...... uur en ...... minuten
Slide 5 - Open vraag
5,6 dagen = ..... dagen en ..... uur en ..... minuten
Slide 6 - Open vraag
6 maanden = 6 : 12 = 0,5 jaar 8 maanden = ......... jaar (rond af op 1 decimaal)
A
0,8 jaar
B
0,7 jaar
C
0,67 jaar
D
0,6 jaar
Slide 7 - Quizvraag
16 jaar en 3 maanden = ...... jaar
Slide 8 - Open vraag
Een auto rijdt met een snelheid van 105 km/u. Wat is de snelheid in m/s
A
32,8 m/s
B
378 m/s
C
29,2 m/s
D
35 m/s
Slide 9 - Quizvraag
Een fietser rijdt met een snelheid van 7 m/s. Wat is de snelheid in km/u?
A
25,2 km/u
B
22,4 km/u
C
21 km/u
D
19,4 km/u
Slide 10 - Quizvraag
Leferink loopt 10 km met een snelheid van 3,9 m/s. Hoe lang doet hij er over?
Slide 11 - Open vraag
Joop maakt groene verf en mengt 4 delen blauw, 2 delen zwart en 3 delen geel (4 : 2 : 3). Hij maakt 5 liter groene verf. Hoeveel gele verf heeft hij daarvoor nodig?
A
2 liter
B
1,6 liter
C
2,5 liter
D
1,7 liter
Slide 12 - Quizvraag
Bram heeft 65 liter metselspecie gemaakt. Hiervan bestaat 29 liter uit water. Hoeveel % is dat?
A
44 %
B
44,6 %
C
22,4 %
D
34,5 %
Slide 13 - Quizvraag
Zet in de juiste volgorde (van groot naar klein)
GB
kB
TB
MB
byte
PB
Slide 14 - Sleepvraag
8,7 GB = ......... kB
A
8 700
B
8 700 000 000
C
8 700 000
D
870 000
Slide 15 - Quizvraag
Schrijf in cijfers: 8,65 miljard
Slide 16 - Open vraag
Schrijf in cijfers en gebruik het woord miljoen. Rond af op 1 decimaal: 73 365 120
Slide 17 - Open vraag
Schrijf in de wetenschappelijke notatie (rond af op 1 decimaal): 27 582 400 000
A
2,8 x 10^10
B
27, 6 x 10^9
C
2,8 x 10^9
D
2,7 x 10^10
Slide 18 - Quizvraag
Schrijf in de wetenschappelijke notatie (rond af op 1 decimaal): 52 144 000
Slide 19 - Open vraag
Schrijf in de wetenschappelijke notatie (rond af op 1 decimaal): 0,00000084631
A
0,8 x 10^-7
B
8,5 x 10^7
C
8,4 x 10^-7
D
8,5 x 10^-7
Slide 20 - Quizvraag
Schrijf in de wetenschappelijke notatie (rond af op 1 decimaal): 0,00091234