Nederlands schrijven examenvoorbereiding

Oefenen!
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Oefenen!

Slide 1 - Tekstslide

Opdracht 
We hebben samen een mail geschreven. 

Slide 2 - Tekstslide

Zelfstandig
E-mail nakijken

Slide 3 - Tekstslide

Herhaling
Wat mag je niet vergeten?

Slide 4 - Tekstslide

Aan wie?
Wat doe je als er geen naam staat?
Ken je die persoon?
Mailadres goed bedenken!

Slide 5 - Tekstslide

Passende aanhef en slot!

Slide 6 - Tekstslide

Onderwerp?

Slide 7 - Tekstslide

Wat doe je als je die persoon niet kent?
Beste (naam, als je de naam wel weet) , 
Geachte heer/mevrouw, 
U
Met vriendelijke groet, 

Slide 8 - Tekstslide

Wat doe je als je die persoon wel kent?
Beste (naam), 
Hallo (naam), 
Jij/je
Groetjes, 

Slide 9 - Tekstslide

Let op!
Voegwoorden
Verwijswoorden
Leesteken
Spelling en grammatica
Onderwerp + werkwoord
Kijk in de opdracht hoe je een woord schrijft.
Kijk of je een zin uit de opdracht kunt overnemen. 

Slide 10 - Tekstslide

Hoeveel woorden?
Inhoud van je e-mail moet uit minimaal .... woorden bestaan.
Wat betekent dit?

Slide 11 - Tekstslide

Opbouw - alinea's!!!!
Inleiding - reden
Middenstuk - extra informatie
Slot - wat wil je van die persoon

Slide 12 - Tekstslide

Kladpapier - netversie
Verboden om met potlood te schrijven!
Oefen op kladpapier. 

Slide 13 - Tekstslide

Formulier invullen 
Nieuwe cohort  - klachten formulier invullen. 

Slide 14 - Tekstslide

Formulier invullen 
Oude cohorten:

Slide 15 - Tekstslide

Formulier invullen tips

Lees het formulier altijd eerst goed door. Ga daarna pas invullen.
Gebruik blokletters. Blokletters schrijf je los van elkaar.
Toevoeging: bij een huisnummer hoort soms een letter →nummer 18A. A = toevoeging
Tussenvoegsel: dat zijn de kleine woordjes tussen je voornaam en je achternaam: de, van, van de, el
Werk netjes. Schrijf duidelijk leesbaar.
Je hoeft op een formulier soms niet alles in te vullen. Soms moet je vragen overslaan.
Let op het verschil tussen voorletter en voornaam.
Lees goed wat je moet doen: kruisje zetten X, doorstrepen of omcirkelen
Vul bij “datum” onderaan het formulier de datum in waarop je het formulier invult. 









Slide 16 - Tekstslide