Molariteit

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Gehalte, concentratie, molariteit

Slide 2 - Tekstslide

Gehalte
Een gehalte kun je uitdrukken in percentage, promillage, ppm of ppb. 
In de berekening gebruik je boven en onder de streep dezelfde eenheid!

Slide 3 - Tekstslide

Concentratie
De concentratie van een stof geeft de verhouding tussen de massa van de opgeloste deeltjes en het volume van het mengsel.
Let op de eenheden: mg / m3 of  kg / m3  of gram / dm3
Het mag allemaal.... als je het maar goed noteert!

Slide 4 - Tekstslide

Hoeveel gram suiker zit er in 130 gram oplossing van een 20% procent suikeroplossing
A
14 gram
B
20 gram
C
26 gram
D
130 gram

Slide 5 - Quizvraag

Concentratie
- In welke maatcilinder is de concentratie het hoogst? 
_ In welke maatcilinder is de concentratie het laagst? 
-Verandert de concentratie ?
van A naar B?
van D naar E? 
van E naar F? 

Slide 6 - Tekstslide

Concentratie Glucose in mg / L

Slide 7 - Tekstslide

Gegeven onderstaande glucoseconcentraties: Is er een glucose concentratie het hoogst?
a. 100 mg / dm3 (liter)
b. 100 gram / m3 (kubieke meter)
c 1,00 mg / cm3 (mL)
A
ja, a
B
ja b
C
ja c
D
ze zijn alledrie evenhoog

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

Wat weet je nog over de mol?

Slide 10 - Open vraag

Notatie molariteit
De molariteit van een glucose-oplossing is 2,0 mol / liter
[C6H12O6] = 2, 0 mol /liter
[C6H12O6] = 2, 0 M
[C6H12O6] = 2, 0 mol . liter-1

Soms hebben we het over mM, dat betekent mmol / liter.




Slide 11 - Tekstslide

Je lost 2,40 mol glucose op in 8,0 liter water. Bereken de molariteit van deze glucose-oplossing.
A
0,60 M
B
0,30 M
C
3,33 M
D
6,66 M

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Link

In bloed wordt een concentratie glucose gemeten van 140 mg / liter.
De molaire massa van glucose is 180 gram / mol.
Wat is de molariteit van de glucose-oplossing?
A
0,778 M
B
25,2 mM
C
0,778 mM
D
2,52 M

Slide 14 - Quizvraag

De molariteit van zoutoplossingen.
Let we zeggen... we hebben een 2,0 M MgCl2-oplossing.
Oplosvergelijking: MgCl2 (s)-> Mg2+ (aq)+ 2 Cl- (aq)
[Mg2+] = 2,0 M
[Cl-] = 4,0 M

Slide 15 - Tekstslide

Je lost 3,0 mol NaCl(s) op in 6,0 liter water. Wat is de molariteit van de chloride ionen?
A
18 M
B
2,0 M
C
1,0 M
D
0,5 M

Slide 16 - Quizvraag

Hoeveel chloride-ionen zijn aanwezig in 3,0 liter 0,8 M MgCl2-oplossing
A
0,24 mol
B
2,4 mol
C
3,8 mol
D
4,8 mol

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide

Snap je het begrip molariteit nu goed?
A
jawel
B
nog niet helemaal
C
niet echt
D
echt niet

Slide 19 - Quizvraag