Beeldaspect Kleur

timer
1:00
Beeldaspect Kleur
Waar denk je aan bij het beeldaspect Kleur
1 / 17
volgende
Slide 1: Woordweb
HandvaardigheidMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3,4

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

timer
1:00
Beeldaspect Kleur
Waar denk je aan bij het beeldaspect Kleur

Slide 1 - Woordweb

Kleurencirkel
Een kleurencirkel is een manier om zichtbaar te maken hoe de primaire kleuren, secundaire kleuren en tertiaire kleuren zich tot elkaar verhouden.

Slide 2 - Tekstslide

Complementair contrast: Dingen die “complementair” zijn vullen elkaar aan. Zo ook de primaire en secundaire kleuren die tegenover elkaar in de kleurencirkel liggen: rood en groen / blauw en oranje / geel en paars. Beide kleuren in het complementair contrast versterken elkaar. Rood bijvoorbeeld lijkt naast groen veel roder dan naast oranje.
C
Kleurcontrasten
Als kleuren tegen elkaar afsteken. Er zijn verschillende soorten kleurcontrast te onderscheiden, bijvoorbeeld:
Kwantiteitscontrast: Kwantiteit betekent hoeveelheid. Een kwantiteitscontrast is veel van één kleur naast een klein beetje van een andere kleur.
K
Warm/koudcontrast: Oranje en rode kleuren lijken warmer dan blauwe en groene kleuren. Als je warme en koude kleuren naast elkaar zet steken ze heftig tegen elkaar af. Nog een effect: een rode kamer lijkt kleiner en knusser, maar een kamer die in lichtblauw is geschilderd lijkt groter.
W
Licht/donkercontrast: Een tegenstelling in de helderheid van kleuren. Lichte kleuren steken af tegen donkere kleuren.
L

Slide 3 - Tekstslide

Kleurfamilie
Een groep kleuren die onderling weinig verschillen of aan elkaar verwant zijn. Bijvoorbeeld verschillende tinten rood. Daar mogen ook nog wat kleuren naast staan, in dit geval bijvoorbeeld oranje en roze, omdat daar ook rood doorheen gemengd is. Maar deze andere kleuren mogen niet te veel afsteken.

Slide 4 - Tekstslide

Kleurengebruik
Dit is de manier waarop een kunstenaar kleuren heeft toegepast om een bepaald effect te krijgen. Het kleurgebruik kan bijvoorbeeld expressief zijn (met veel gevoel) of impressionistisch (vluchtig geschilderd). Het kan hard en fel zijn of juist zacht. De kleuren kunnen ook een functie hebben of een symbolische betekenis.

Slide 5 - Tekstslide

Kleurenhelderheid
De helderheid van een kleur wordt bepaald door hoe licht de kleur is. Geel is meer helder dan paars omdat geel meer licht weerkaatst. De mate van helderheid van een kleur wordt ook bepaald door de hoeveelheid wit of zwart die erdoorheen gemengd is.

Slide 6 - Tekstslide

Kleurenmenging

Er kan onderscheid gemaakt worden tussen additieve kleurmenging en subtractieve kleurmenging.


Bij additieve kleurmenging worden de kleuren rood, groen en blauw gebruikt. Additieve kleurmenging ontstaat als lichtbronnen met verschillende kleuren gemengd worden. Hiervan wordt onder andere gebruikgemaakt bij beeldschermen.


Bij subtractieve kleurmenging worden de kleuren cyaan, magenta en geel gebruikt. Subtractieve kleurmenging ontstaat door de selectieve absorptie van bepaalde golflengten van wit licht door transparante oppervlakken. Hiervan wordt onder andere gebruikgemaakt bij het afdrukken van afbeeldingen. Aan deze drie kleuren wordt daarbij om praktische redenen vaak zwart toegevoegd.

S
A

Slide 7 - Tekstslide

Kleursymboliek
  • Blauw: goddelijkheid, oneindigheid, onschuld, trouw, melancholie
  • Bruin: armoede, nederigheid, aarde, degelijk, saai
  • Goud: goddelijkheid, rijkdom
  • Groen: hoop, groei, leven, lente, gezond, jaloezie
  • Grijs: neutraal, geborgenheid, wijsheid, luxe, ouderdom
  • Oranje: warmte, gevaar
  • Paars: rouw, boete, vasten, ingetogenheid, onderdanigheid
  • Rood: liefde, warmte, vrolijkheid, energie, hartstocht, gevaar, strijd, lijden, offer
  • Wit: feest, waarheid, reinheid
  • Zwart: afstandelijk, zakelijk, duisternis, rouw, dwaling, zonde, dood

Het toekennen van betekenis aan kleuren.


Bijvoorbeeld:

Slide 8 - Tekstslide

Kleurenverloop
De manier waarop kleuren op een kunstwerk naast elkaar staan en in elkaar overlopen. Een kleur kan bijvoorbeeld geleidelijk van licht naar donker worden geschilderd, zodat plasticiteit (ruimtelijkheid in een vorm) ontstaat.

Slide 9 - Tekstslide

Optische kleurmenging
Kleuren worden met stipjes of streepjes naast elkaar op het doek gezet. Van dichtbij zie je de kleuren duidelijk apart, maar op een afstand lijken de kleuren in elkaar te vloeien: de kleuren worden op het netvlies in je oog gemengd.

Slide 10 - Tekstslide

Primaire kleuren

De basiskleuren:

Rood, geel en blauw.


Met de primaire kleuren kun je de secundaire kleuren mengen (rood + geel = oranje/geel + blauw = groen/blauw + rood = paars).

Slide 11 - Tekstslide

Secundaire kleuren
Groen, oranje en paars. Ze worden verkregen door de primaire kleuren te mengen.

Slide 12 - Tekstslide

Tertiaire kleuren
Deze kleuren ontstaan door drie primaire kleuren te mengen. Maar je kunt ook een primaire kleur nemen en daar wat zwart doorheen mengen. Zo krijg je bijvoorbeeld donkergroen, chocoladebruin of okergeel.

Slide 13 - Tekstslide

Monochroom / Polychroom

Mono betekent één: er is één kleur gebruikt.

Poly betekent veel: er zijn verschillende kleuren gebruikt.

Slide 14 - Tekstslide

Natuurlijk kleur en onnatuurlijke kleur

Een kunstenaar kan kiezen om natuurlijke kleuren te gebruiken: de kleuren die voorwerpen in de werkelijkheid ook hebben. Maar je kunt ook kiezen voor onnatuurlijke kleuren, bijvoorbeeld een paarse boom met een roze lucht: dat heeft een vervreemdende werking, of bijvoorbeeld een symbolische betekenis.

Slide 15 - Tekstslide

Verzadigde of zuivere kleuren
Een kleur in zijn meest zuivere vorm; er zijn geen delen van een andere kleur vermengd.

Slide 16 - Tekstslide

Upload een foto van je werkstuk

Slide 17 - Open vraag