6.6 Rekenen met het belastingstelsel

6.6 Rekenen met het belastingstelsel
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

6.6 Rekenen met het belastingstelsel

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel:
Je kent deze begrippen:
  • boxenstelsel
  • belastbaar inkomen
  • schijventarief
  • progressief belastingsysteem

  • Je kunt rekenen met de Boxen

Slide 2 - Tekstslide

belasting via boxenstelsel
Er wordt onderscheidt gemaakt tussen verschillende soorten inkomens, deze zijn onderverdeeld in boxen.
BOX 1: belasting over inkomen uit werk en eigen woning
BOX 2: inkomen uit een eigen bedrijf
BOX 3: belasting over inkomen uit vermogen, spaargeld en beleggingen.

Slide 3 - Tekstslide

Belastbaar inkomen
Belastbaar inkomen = bruto inkomen - aftrekposten


Slide 4 - Tekstslide

Belastbaar inkomen
Belastbaar inkomen = bruto inkomen - aftrekposten


bijv. - studiekosten
        - betaalde hypotheekrente
         - giften (goede doelen)

Slide 5 - Tekstslide

Belastbaar inkomen
Belastbaar inkomen = bruto inkomen - aftrekposten

Stel: bruto inkomen = € 34.500
studiekosten = € 3000

Wat is het belastbaar inkomen?
bijv. - studiekosten
        - betaalde hypotheekrente
         - giften (goede doelen)

Slide 6 - Tekstslide

Box 1: inkomen uit werk en woning

Slide 7 - Tekstslide

Progressieve tarieven
De te betalen belasting berekenen via de schijven. Deze hebben  schijven progressieve tarieven (percentages). Naar mate het inkomen stijgt, gaat men in procenten meer belasting betalen.  Bijvoorbeeld:
het eerste deel = schijf 1 → 30%
het tweede deel = schijf 2 → 40%
het derde deel = schijf 3 → 50%

Slide 8 - Tekstslide

Rekenen met Box 1
  1. bereken het belastbaar inkomen
  2. bereken per schijf, hoeveel belasting er betaald moet worden
  3. tel deze bedragen bij elkaar op 

Slide 9 - Tekstslide

Rekenen met Box 1
  1. bereken het belastbaar inkomen

 
                                        
Jan heeft een bruto inkomen van € 28.000.
Hij heeft € 2400 hypotheekrente betaald (Ook kan de hypotheek is € 480.000,- waarover Jan 5% rente betaald --> dan moet je rentebedrag uitrekenen)
Hoeveel belasting betaalt hij in box 1?

Slide 10 - Tekstslide

Rekenen met Box 1
  1. bereken het belastbaar inkomen

 belastbaar inkomen = bruto inkomen - aftrekposten
                                        
Jan heeft een bruto inkomen van € 28.000.
Hij heeft € 2400 hypotheekrente betaald.
Hoeveel belasting betaalt hij in box 1?

Slide 11 - Tekstslide

Rekenen met Box 1
  1. bereken het belastbaar inkomen

 belastbaar inkomen = bruto inkomen - aftrekposten
                                        = 28.000 - 2400
                                     
Jan heeft een bruto inkomen van € 28.000.
Hij heeft € 2400 hypotheekrente betaald.

Slide 12 - Tekstslide

Rekenen met Box 1
  1. bereken het belastbaar inkomen

 belastbaar inkomen = bruto inkomen - aftrekposten
                                        = 28.000 - 2400
                                        = 25.600
Jan heeft een bruto inkomen van € 28.000.
Hij heeft € 2400 hypotheekrente betaald.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Rekenen met Box 1
  1. bereken het belastbaar inkomen
  2. bereken per schijf, hoeveel belasting er betaald moet worden
  3. tel deze bedragen bij elkaar op 

Slide 15 - Tekstslide

Rekenen met Box 1
2. Bereken per schijf, hoeveel belasting er betaald moet worden

Belastbaar inkomen: € 25.600

Slide 16 - Tekstslide

Rekenen met Box 1
Belastbaar inkomen: €25.600

Slide 17 - Tekstslide

Rekenen met Box 1
Belastbaar inkomen: €25.600

19.645 / 100 * 36,25 =7.121,31

Slide 18 - Tekstslide

Rekenen met Box 1
Belastbaar inkomen: €25.600

19.645 / 100 * 36,25 =7.121,31

Over welke bedrag moet er nu nog belasting betaald worden? 

Slide 19 - Tekstslide

Rekenen met Box 1
Belastbaar inkomen: €25.600

19.645 / 100 * 36,25 =7.121,31

25.600 - 19.645 = 5.955
Over welke bedrag moet er nu nog belasting betaald worden? 

Slide 20 - Tekstslide

Rekenen met Box 1
Belastbaar inkomen: €25.600

19.645 / 100 * 36,25 =7.121,31
5.955 
25.600 - 19.645 = 5.955

Slide 21 - Tekstslide

Rekenen met Box 1
Belastbaar inkomen: €25.600

19.645 / 100 * 36,25 =7.121,31
5.955 / 100 * 42 = 2.501,10
25.600 - 19.645 = 5.955

Slide 22 - Tekstslide

Rekenen met Box 1
  1. bereken het belastbaar inkomen
  2. bereken per schijf, hoeveel belasting er betaald moet worden
  3. tel deze bedragen bij elkaar op 

Slide 23 - Tekstslide

Rekenen met Box 1
  1. bereken het belastbaar inkomen
  2. bereken per schijf, hoeveel belasting er betaald moet worden
  3. tel deze bedragen bij elkaar op 
7.121,31 + 2.501,10 = € 9.622,41

Slide 24 - Tekstslide

Rekenen met Box 1
  1. bereken het belastbaar inkomen
  2. bereken per schijf, hoeveel belasting er betaald moet worden
  3. tel deze bedragen bij elkaar op 
  4. Trek de heffingskorting eraf

Slide 25 - Tekstslide

Heffingskorting
Trek nu de heffingskorting af van de te betalen belasting.
Jan heeft recht op algemene heffingskorting van € 1.000,- en arbeidskorting van € 1.500,-.
Te betalen belasting:             € 9.622,41
algemene heffingskorting: € 1.000,-
arbeidskorting van                  € 1.500,-             -
Totaal te betalen belasting  €  7122,41


Slide 26 - Tekstslide

Rekenen met box 1
  1. bereken het belastbaar inkomen
  2. bereken per schijf, hoeveel belasting er betaald moet worden
  3. tel deze bedragen bij elkaar op 
  4. Trek de heffingskorting eraf
  5. Bereken het netto inkomen

Slide 27 - Tekstslide

Bereken het netto inkomen
Als je het totaal aantal belasting aftrekt van het bruto-inkomen houd je het netto-inkomen over.

Bruto - inkomen                       € 34.500
Totaal te betalen belasting €     7.122,41      -
 Netto inkomen                          €  27.377,59


Slide 28 - Tekstslide

Aftrekposten en heffingskorting
- Aftrekposten: daarmee wordt het belastbaar inkomen lager.
belastbaar inkomen = bruto inkomen - aftrekposten

- Heffingskorting:  daarmee wordt de te betalen inkomstenbelasting lager.
te betalen belasting = totaal aan belasting - heffingskorting 

Slide 29 - Tekstslide

box 1, 2 en 3 combineren
Stap 1: neem het bruto inkomen
Stap 2: bruto inkomen - aftrekposten = belastbaar inkomen
Stap 3: Reken uit hoeveel belasting je in box 1 moet betalen
Stap 4: Reken uit hoeveel belasting je in box 2 en 3 moet betalen (bedragen zijn vaak gegeven in je boek en anders werkt op dezelfde manier als box 1)
Stap 5: Tel de drie belastingbedragen bij elkaar op
Stap 6: Trek de heffingskortingen af van het totaalbedrag van stap 5
Dat is de belasting die betaald moet worden. 
Stap 7: Bereken het netto-inkomen = bruto inkomen - te betalen belasting

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Voorbeeld 1
Sander heeft een belastbaar inkomen van € 30.000,-
Bereken hoeveel belasting Sander moet betalen?

Slide 32 - Tekstslide

Visueel

Slide 33 - Tekstslide

In het schema € 30.000
Belastbaarinkomen          € 30.000,-
Schijf 1   (max € 19.645)   € 19.645,-        -                 x  0,3625  =  € 7.121
over                                           € 10.355,-
Schijf 2.  (max € 13.718)   € 10.355,-         -                 x  0,42       =  € 4.349,-
over.                                          € 0,-
Schijf 3.  (max € 23.168)  € 0,-                    -                  x 0,42        =  € 0,-
over                                           € 0,-
Schijf 4.    (onbeperkt).     € 0,-                     -                x 0,52        =  € 0,-              +
€ 0                                                                                       Belasting:          € 11.470,-
                                                                                             
           

Slide 34 - Tekstslide

Voorbeeld 2
Esther heeft een belastbaar inkomen van € 70.000,-
Bereken hoeveel belasting Esther moet betalen?

Slide 35 - Tekstslide

Visueel

Slide 36 - Tekstslide

In het schema € 70.000
Belastbaarinkomen          € 70.000,-
Schijf 1   (max € 19.645)   € 19.645,-        -             x  0,3625  =  €    7.121
over                                           €50.355,-
Schijf 2.  (max € 13.718)   € 13.718-         -               x  0,42       =  €    5.761,-
over.                                          € 36.637,-
Schijf 3.  (max € 23.168)  € 23.168,-       -                x 0,42        =  €    9.730,-
over                                           € 13.469,-
Schijf 4.    (oneindig).        € 13.469,-          -            x 0,52        =  €   7.003,-              +
                                                    € 0,-                            Belasting:          € 29.615,-
                                                                                             
           

Slide 37 - Tekstslide

Oefenen:
Annie heeft een bruto inkomen van € 67.000.
Ze heeft € 1100 uitgegeven aan een sportschoolabonnement.

Hoeveel belasting betaalt zij in box 1? 

Slide 38 - Tekstslide

Oefenen:
1. belastbaar inkomen = bruto inkomen - aftrekposten

belastbaar inkomen = € 67.000

Slide 39 - Tekstslide

Oefenen:
1. belastbaar inkomen = € 67.000
2. Hoeveel belasting per schijf?

Slide 40 - Tekstslide

Oefenen:
Belastbaar inkomen: € 67.000

19.645 / 100 * 36,25 =7.121,31
13.718 / 100 * 42 = 5.761,56
23.168 / 100 * 42 = 9.730,56
10.469 / 100 * 52 = 5443,88+
                              € 28.057,31

Slide 41 - Tekstslide

Inkomstenbelasting
Iedereen moet over zijn inkomen inkomstenbelasting betalen. Elk jaar krijg je via MijnOverheid.nl een bericht dat je aangifte van je inkomsten moet doen.

Na aangifte krijg je een aanslag, hierin staat wat je aan inkomstenbelasting verschuldigd bent.

Slide 42 - Tekstslide

Inkomstenbelasting in een ......
A
directe belasting
B
indirecte belasting

Slide 43 - Quizvraag