Unité 6: Les émotions 2H

Unité 6: Les émotions 
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Unité 6: Les émotions 

Slide 1 - Tekstslide

Unité 6 P.91
w

Slide 2 - Tekstslide

Regarder: P.90
Ensemble: 1 et 2 
À-toi: exercices 3 et 4 

Slide 3 - Tekstslide

Lees pagina 88-89
Wat betekenen de volgende woorden?
1. émotions  :            a) emotioneel                    b) emoties
2. chanteurs             a) zangers                            b) chantage
3. chansons              a) liedjes                                b) gedichtjes
4. l'amitié                   a) liefde                                   b) vriendschap
5. public                     a) scannen                              b) publiek
6. gestes                     a) stem                                     b) gebaren
7. j'en ai assez           a) ik heb genoeg                 b) ik heb er genoeg van
8. j'en ai marre          a) ik ben het zat                   b) ik ben zat
9.manif (estation)    a) een demonstratie        b) een manifest
10. tristesse                a)  blijheid                              b) verdriet
11. solidarité                a) solderen                            b) solidariteit
antwoorden
emoties/ zangers/ liedjes/vriendschap/publiek/gebaren/ik heb er genoeg van/ ik ben het zat/ demonstratie/ verdriet/ solidariteit

Slide 4 - Tekstslide

Les émotions
triste
furieux/
furieuse
joyeux/
joyeuse
amoureux/
amoureuse

Slide 5 - Sleepvraag

Le menu du jour

Aujourd'hui c'est le jeudi 6 juin

On va regarder le vocabulaire ensemble
On va lire un texte ensemble
On va faire des exercices
On fini le cours avec un Quizlet live
Tu as besoin de ton livre et de ton stylo 



Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Vocabulaire: page 117

Slide 8 - Tekstslide

Au secours! 
Je déteste mon frère. 

Slide 9 - Tekstslide

On se dit tout P.92
Exercices: fini? 3,4
Continue avec: 5,6 ( doel vraag 8)
Tu as fini? :Leer de woorden van Apprendre 1 en 2 U6
Of werk verder met exercice 7

Slide 10 - Tekstslide

Mots connecteurs
Signaalwoorden zorgen voor structuur. Sommige signaalwoorden geven een volgorde aan en andere een verband in de tekst.
Ik begrijp het nut van signaalwoorden en ik kan ze begrijpen.
d'abord
eerst
donc
dus
ensuite/
puis
vervolgens
en plus
bovendien
Après
daarna
mais
maar
enfin / 
finalement
uiteindelijk
parce que
omdat
aussi
ook
pourtant
echter
car
want
si
als, indien

Slide 11 - Tekstslide

Zet de signaalwoorden in de juiste volgorde
Signaalwoorden (mots connecteurs)
d'abord
ensuite
enfin

Slide 12 - Sleepvraag

Tegenstellingen

maar - mais
toch - pourtant
daarentegen - par contre
hoewel - bien que
in plaats van - au lieu de

Slide 13 - Tekstslide

Welk signaalwoord is geen tegenstelling?
A
mais
B
pour
C
pourtant
D
par contre

Slide 14 - Quizvraag

Welk signaalwoord past?
J'aime l'école, ______ j'espère qu'elle ouvrira bientôt ses portes.
A
donc
B
mais
C
ensuite
D
par contre

Slide 15 - Quizvraag

Welk signaalwoord geeft geen conclusie aan?
A
bref
B
donc
C
pourtant
D
enfin

Slide 16 - Quizvraag

Toevoeging / Aaneenschakeling / Opsomming

en - et
ook - aussi
bovendien - de plus
ten eerste - d'abord
dan / vervolgens - puis / ensuite

Slide 17 - Tekstslide

Signaalwoorden

Slide 18 - Tekstslide

Welk signaalwoord past?
J'aime l'école, ______ j'espère qu'elle ouvrira bientôt ses portes.
A
donc
B
mais
C
ensuite
D
par contre

Slide 19 - Quizvraag

Welk signaalwoord geeft geen conclusie aan?
A
bref
B
donc
C
pourtant
D
enfin

Slide 20 - Quizvraag

verbind het signaalwoord met de juiste vertaling
daarentegen
dus
echter/ toch
om die reden/ daarom
vanwege/door
maar
bijvoorbeeld
en
par contre
donc
pourtant
c'est pourquoi
à cause de
mais
par exemple
et

Slide 21 - Sleepvraag

la musique
le message
le passetemps
changer
chanter
de vrijetijdsbesteding
veranderen
de boodschap
zingen
de muziek

Slide 22 - Sleepvraag

ETRE
AVOIR
je suis 
tu as
ik heb
zij hebben
wij zijn
vous êtes
vous avez
zij is
jullie hebben
ils sont
tu es
j'ai
ils ont
nous sommes
jij bent
nous avons
zij zijn 
jij hebt
jullie zijn
elles ont

Slide 23 - Sleepvraag

Ken jij de getallen al in het Frans? Sleep de Franse getallen naar de juiste cijfers!
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
dix-neuf
vingt
douze
seize
quinze
onze
dix-huit
quatorze
dix-sept
treize

Slide 24 - Sleepvraag

combien
qui
quand
pourquoi
Qu'est-ce que
comment
waar
hoeveel
wie
wanneer
waarom
wat
hoe

Slide 25 - Sleepvraag

Wij hebben gepraat / wij spraken
je
tu
il
ils
parl
visit
dans
e
es
ons
ez
ent
j'ai
as
é
a
avez
avons
nous
vous
ont

Slide 26 - Sleepvraag

Aujourd'hui
Oefentoets nakijken: classroom
Extra oefenen: P123: opdrachten: P124 en P125 
Lire 3: Classroom

Slide 27 - Tekstslide

Aujourd'hui
Lire 2
Let op: de eerste twee opdrachten van de eindtoets zijn opdrachten met vocabulaire. 

Slide 28 - Tekstslide